Leestijd voor kinderen: 6 min
Grootmoeder is heel oud, zij heeft vele rimpels in haar voorhoofd en sneeuwwit haar; maar haar oogen, die als twee sterren fonkelen, ja veel schooner nog, hebben een milden en vriendelijken blik, en weldadig is het, er in te staren! En dan weet zij de mooiste sprookjes te vertellen. Zij weet heel veel; want zij heeft veel vroeger geleefd dan vader en moeder; dat is bepaald zeker! Grootmoeder heeft een gezangboek met groote zilveren sloten en leest dikwijls in dit boek; daarin ligt een roos, geheel platgedrukt en verdroogd; deze is niet zoo mooi als de rozen, die zij in een glas heeft staan, maar toch lacht zij haar het vriendelijkst toe, ja, er komen haar zelfs tranen in de oogen!
Waarom zou grootmoeder de verwelkte bloem in het oude boek toch zoo aankijken? Weet gij het? Wel, telkens wanneer de tranen van grootmoeder op de bloem vallen, worden de kleuren weer frisch, de roos zwelt op en vervult de geheele kamer met haar geur, de muren zinken weg, als waren zij slechts nevel, en rondom haar is het groene, heerlijke bosch, waar de zon door het loof der boomen straalt: en grootmoeder ja, zij is weer geheel jong, zij is een bekoorlijk meisje met blonde lokken, met blozende wangen, schoon en aanminnig, geen roos is frisscher; maar de oogen, die vriendelijke, gezegende oogen, ja, die behooren nog aan grootmoeder toe.
Naast haar zit een jonkman, rijzig en krachtig, hij reikt haar de roos over, en zij glimlacht, zoo glimlacht grootmoeder toch niet! ja, toch wel! Maar hij is verdwenen; vele gedachten, vele gestalten zweven voorbij, de knappe jonkman is verdwenen, de roos ligt in het gezangboek, en grootmoeder, ja, zij zit daar weer als een oude vrouw en bekijkt de verwelkte roos, die er in het boek ligt.
Nu is grootmoeder dood. Zij zat in haar leuningstoel en vertelde een uitvoerig, mooi sprookje; zij zeide, dat het sprookje nu uit en dat zij moede was; zij ging met haar hoofd achterover leunen om een weinig te slapen. Men kon haar ademhaling hooren, zij sliep; maar het werd al stiller en stiller, en haar gelaat straalde van geluk en vrede; het was, alsof er zich zonneschijn over haar trekken verspreidde, zij glimlachte weer, en toen zeiden de menschen, dat zij gestorven was.
Zij werd in de zwarte kist neergelegd; daar lag zij, gehuld in het witte linnen, zacht en schoon, en toch waren haar oogen gesloten, maar iedere rimpel was verdwenen; zij lag daar met een glimlachje om de lippen; heur haar was zilverwit en eerwaardig, het was niet akelig om de doode aan te staren, het was immers de lieve, goedhartige grootmoeder. En het gezangboek werd onder haar hoofd neergelegd, dat had zij zelf begeerd, de roos lag in het oude boek; toen begroeven zij grootmoeder.
Op het graf, dicht bij den muur der kerk, plantten zij een rozeboompje; dit zat vol rozen, en de nachtegaal vloog zingend over de bloemen en het graf; binnen in de kerk klonken van het orgel de schoonste psalmen, die er in het oude boek onder het hoofd der overledene stonden. De maan scheen op het graf neer, maar de doode was hier niet; ieder kind kon er ’s nachts gerust heengaan en een roos bij den kerkhofsmuur plukken. Een doode weet meer, dan wij levenden met ons allen weten.
De dooden weten heel goed, welk een angst zich van ons meester zou maken, als het zonderlinge geschiedde en zij tot ons kwamen; de dooden zijn beter dan wij allen; zij keeren niet weer. De aarde heeft zich boven de doodkist opgehoopt; ook in de doodkist is aarde, de bladen van het gezangboek zijn stof, en de roos met al haar herinneringen is tot stof vergaan. Maar boven haar bloeien frissche rozen, boven zingt de nachtegaal en klinkt het orgel, boven leeft de herinnering aan de oude grootmoeder met de milde, eeuwig jonge oogen. Oogen kunnen nimmer sterven. De onze zullen eenmaal grootmoeder weerzien, jong en schoon, zooals zij voor de eerste maal de frissche, roode roos kuste, die nu stof in het graf is.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
Het verhaal „Grootmoeder“ van Hans Christian Andersen is een poëtische en melancholische beschrijving van het leven en de dood, gezien door de ogen van een geliefde grootmoeder. Andersen creëert een nostalgische sfeer waarin grootmoeders herinneringen tot leven komen en de tijd vervaagt tussen het verleden en het heden.
Grootmoeder wordt beschreven als een zachtaardige en wijze vrouw met een gezicht vol rimpels en sneeuwwit haar, maar haar ogen blijven levendig en jong. Deze ogen, die als sterren fonkelen, weerspiegelen haar rijkdom aan ervaringen en herinneringen. Haar gezangboek met zilveren sloten bevat een platgedrukte, verdorde roos die, ondanks haar verwelkte uiterlijk, grootmoeder tot tranen roert. Deze roos symboliseert het verleden, en de tranen die erop vallen, brengen de jeugdherinneringen van grootmoeder tot leven.
In het verhaal is grootmoeder niet meer bang voor de dood. Ze vertelt een sprookje, valt in slaap en straalt een serene rust en vrede uit. Wanneer ze sterft, blijft haar herinnering levendig in de harten van degenen die ze achterlaat. Haar gezangboek en de roos worden met haar begraven, maar de wereld boven haar graf bloeit verder met nieuwe rozen en gezang van de nachtegaal, als een metafoor voor de continuïteit van het leven en de herinneringen die blijven.
De boodschap dat ogen nooit sterven en dat herinneringen voortleven, geeft troost en een gevoel van eeuwige verbinding met degenen die zijn heengegaan. Het verhaal eindigt met het idee dat de ogen van de levenden grootmoeder opnieuw zullen zien, jong en mooi zoals ze was toen ze de roos voor het eerst kuste, voordat ze tot stof werd. Dit biedt een hoopvol perspectief op de levensloop en de onsterfelijkheid van herinneringen.
Het verhaal „Grootmoeder“ van Hans Christian Andersen biedt een ontroerende en poëtische beschouwing over de cyclus van het leven, vergankelijkheid en de kracht van herinnering. Andersen schetst een beeld van grootmoeder, een liefdevolle en wijze vrouw met een rijk verleden, die gekoesterd wordt door hen die haar hebben gekend. Door de symboliek van de verwelkte roos in het gezangboek, verbindt Andersen de jeugd van grootmoeder met het heden, waar haar herinneringen levendig blijven, ondanks de fysieke aftakeling en uiteindelijk haar dood.
De roos vertegenwoordigt grootmoeders liefde en herinneringen uit haar jeugd. Telkens als zij de roos bekijkt, herleeft zij de momenten van vreugde en romantiek van weleer. Deze terugkerende herinneringen bieden troost en verbinden het verleden met het heden. Andersen’s beschrijving van grootmoeder’s tranen die de roos doen opleven onderstreept de kracht van emotionele herinneringen om het verleden te doen herleven.
Na haar dood bereikt grootmoeder een staat van serene rust en vrede. Er is geen angst of somberheid geassocieerd met haar sterven. In plaats daarvan is het een vredige overgang, onderstreept door de beelden van schoonheid en eeuwigheid. De versmelting van de roos, het opus van de nachtegaal en het orgel zijn testamenten van de blijvende impact die grootmoeder op de wereld heeft gehad, en van de schoonheid die voortleeft, ook na de dood. De terugkerende beelden van bloemen en muziek symboliseren de voortzetting van het leven en de herinnering.
Andersen suggereert ook een diepe wijsheid in de dood, die grotere kennis en vrede biedt dan het leven. De dood wordt niet afgeschilderd als een einde, maar meer als een inzichtvolle en verzoenende fase. Door de woorden „Oogen kunnen nimmer sterven,“ illustreert Andersen het idee dat de essentie en de ziel van een persoon, vertegenwoordigd door hun ogen, voortleven in de herinneringen van de levenden.
Samenvattend biedt „Grootmoeder“ een reflectie op de schoonheid en continuïteit van het leven door de ogen van liefde en herinnering. Het is een uitnodiging om troost te vinden in de voortdurende aanwezigheid van degenen die we liefhebben, zowel in ons geheugen als in de natuur om ons heen.
Het sprookje „Grootmoeder“ van Hans Christian Andersen biedt een rijke linguïstische basis voor analyse. Dit verhaal combineert nostalgie, herinnering en de overgang tussen leven en dood op een poëtische manier. Laten we enkele aspecten van de linguïstische kenmerken onderzoeken:
Woordkeuze en Beeldspraak: Andersen gebruikt een beschrijvende en poëtische taal. Woorden zoals „sneeuwwit haar“, „milde en vriendelijken blik“, en „frissche, roode roos“ roepen een levendig beeld op. De beeldspraak draagt bij aan de gevoelsmatige connectie tussen heden en verleden.
Er wordt veel gebruikgemaakt van symbolen: rozen symboliseren liefde en herinnering, terwijl sterren in haar ogen wijsheid en vriendelijkheid uitdrukken.
Structuur en Ritme: De tekst is ritmisch en bevat herhalingen die de lezer in een rustige, contemplatieve stemming brengen. Zinnen zijn vaak lang en vloeiend, wat bijdraagt aan de dromerige sfeer van het verhaal.
Tijd en Tempus: Andersen speelt met tijd. Het verhaal wisselt tussen het heden (de oude grootmoeder) en het verleden (haar jeugd), wat bijdraagt aan de thematiek van herinnering en vergankelijkheid. Het gebruik van de tegenwoordige tijd („nu is grootmoeder dood“) maakt gebeurtenissen directer en levendiger, zelfs na de dood.
Thematische Elementen: Er zijn duidelijke thema’s van ouderdom, herinnering, liefde en de cyclische natuur van leven en dood. Het herhalen van de transformatie van de roos bij de tranen van grootmoeder versterkt het idee dat emoties en herinneringen de tijd kunnen overstijgen. De overgang van leven naar dood wordt als een vredige reis afgebeeld, zonder angst.
Emotionele Toon: De toon van het verhaal is melancholisch maar tevens vredig en hoopvol. Ondanks de dood van de grootmoeder, blijft er een gevoel van continuïteit en verbinding met het verleden door de symbolen van de rozen en de psalmen.
Symboliek van Ogen: De herhaalde verwijzing naar grootmoeders ogen als „milde, eeuwig jonge oogen“ benadrukt dat ware schoonheid en wijsheid niet vervagen met leeftijd of dood. Ze zijn een venster naar de ziel en blijven levendig in herinneringen.
In het geheel genomen toont Andersen’s „Grootmoeder“ hoe linguïstische elementen zoals woordkeuze, structuur, en symboliek bijdragen aan een diepgaande verkenning van menselijke emoties en ervaringen. De taal van het sprookje versterkt de thema’s van liefde, herinnering, en het eeuwige leven van de geest.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Vertalingen | DE, EN, DA, ES |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 47.4 |
Flesch-Reading-Ease Index | 54.2 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 12 |
Gunning Fog Index | 15.9 |
Coleman–Liau Index | 10.9 |
SMOG Index | 12 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 12 |
Aantal karakters | 3.918 |
Aantal letters | 3.092 |
Aantal zinnen | 23 |
Aantal woorden | 682 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 29,65 |
Woorden met meer dan 6 letters | 121 |
Percentage lange woorden | 17.7% |
Totaal lettergrepen | 988 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,45 |
Woorden met drie lettergrepen | 70 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 10.3% |