Leestijd voor kinderen: 10 min
Er was eens een lief klein meisje; iedereen die haar zag hield veel van haar, maar haar grootmoeder wel het allermeest, en die wist eenvoudig niet, wat ze het kind allemaal zou willen geven. Op een keer gaf ze haar een rood fluwelen mutsje, en omdat het haar zo goed stond en ze nooit meer iets anders droeg, werd ze voortaan enkel maar Roodkapje genoemd. Op een dag zei haar moeder: „Kom, Roodkapje, hier heb je een stuk koek en een fles wijn, breng dat eens naar je grootmoeder. Ze is zwak en ziek en het zal haar goed doen.

Ga er heen voor het te warm wordt, en als je het dorp uit bent, loop dan netjes en ga niet van het pad af, want anders val je nog en breekt de fles, en dan heeft grootmoeder niets. En als je bij haar binnen komt, niet vergeten dadelijk goedendag te zeggen en niet eerst overal rondsnuffelen.“
„Ik zal goed oppassen,“ zei Roodkapje tegen haar moeder en ze gaf er haar de hand op. Grootmoeder woonde buiten in het bos, een half uur van het dorp vandaan. Toen Roodkapje in het bos was gekomen, kwam ze de wolf tegen. Maar Roodkapje wist niet dat het een gevaarlijk dier was en bang was ze al helemaal niet. „Goedemorgen, Roodkapje,“ zei hij. „Dag, Wolf.“

„En waar ga je zo vroeg naar toe, Roodkapje?“ – „Naar grootmoeder, Wolf.“ – „En wat heb je daar onder je schortje?“ – „Koek en wijn. We hebben gisteren gebakken en grootmoeder is wat zwak en ziek en hiermee kan ze wat op krachten komen.“ – „Zeg Roodkapje, waar woont je grootmoeder dan?“ – „Nog ruim een kwartier lopen verder het bos in, onder de drie grote eiken staat haar huisje, en beneden is een notenhaag, je kent het vast wel,“ zei Roodkapje. De wolf dacht bij zichzelf: „Dat jonge malse ding is een heerlijk hapje, dat zal nog beter smaken dan die oude vrouw; als je slim te werk gaat, kan je ze allebei pakken.“ Hij bleef nog een poosje naast Roodkapje meelopen, en zei: „Kijk, Roodkapje, wat een mooie bloemen overal, waarom kijk je niet wat om je heen? En heb je wel in gaten hoe heerlijk de vogels zingen? Jij loopt maar recht toe recht aan alsof je snel naar school moet en dat terwijl het hier vandaag zo verrukkelijk is.“
Roodkapje keek eens rond en toen ze zag hoe de zonnestralen door de bomen dansten en hoeveel mooie bloemen er overal stonden, dacht ze: „Als ik voor grootmoeder een mooi boeketje meebreng zal ze dat heerlijk vinden; het is nog zo vroeg, dat ik toch wel op tijd kom.“ En ze ging van het pad af tussen de bomen om bloemen te plukken. En telkens als ze er één geplukt had, dacht ze dat er verderop nog een mooiere stond en zo raakte ze steeds dieper het bos in.

Maar de wolf ging recht toe recht aan naar het huis van grootmoeder en klopte aan de deur: „Wie is daar?“ – „Roodkapje, met een koek en met wijn, doe de deur maar open!“ – „Druk maar op de klink,“ riep grootmoeder, „ik ben te zwak en kan niet opstaan.“ De wolf drukte op de klink, de deur sprong open, en zonder één woord te zeggen sprong hij naar het bed en at de grootmoeder op. Toen trok hij haar kleren aan, zette haar nachtmuts op, ging in haar bed liggen en trok de gordijnen dicht.

Roodkapje had ondertussen een heleboel bloemen geplukt en toen ze er geen één meer kon dragen, dacht ze weer aan grootmoeder en ging ze op weg naar haar toe. Ze was verbaasd dat de deur openstond en toen ze de kamer binnenkwam, vond ze het er zo vreemd dat ze dacht: „Wat vind ik het hier griezelig vandaag, terwijl ik hier anders zo graag ben.“ Ze riep: „Goedemorgen,“ maar er kwam geen antwoord. Toen liep ze naar het bed en schoof de gordijnen opzij. Daar lag grootmoeder met haar muts over haar gezicht en ze zag er erg vreemd uit. „O grootmoeder, wat heb je grote oren!“ – „Dat is om je beter te kunnen horen.“ – „Maar grootmoeder, wat heb je grote ogen!“ – „Dat is om je beter te kunnen zien.“ – „Maar grootmoeder, wat heb je grote handen!“ – „Dat is om je beter te kunnen pakken.“ – „Maar grootmoeder, wat heb je een verschrikkelijk grote bek!“ – „Dat is om je beter op te kunnen vreten.“ En nauwelijks had de wolf dat gezegd of hij sprong uit bed en verslond het arme Roodkapje in één hap.

Toen de wolf zo zijn honger gestild had ging hij weer heerlijk in het bed liggen, sliep in en begon heel hard te snurken. Toen kwam net de jager voorbij en die dacht: „Wat snurkt dat oude mens hard, ik zal eens kijken of haar wat mankeert.“ Hij kwam in de kamer en toen hij voor het bed stond zag hij dat de wolf erin lag. „Vind ik je hier, ouwe boosdoener,“ zei hij, „ik heb lang naar je gezocht.“ Hij wilde net gaan schieten, maar toen hij zijn geweer richtte bedacht hij zich ineens dat de wolf de oude vrouw misschien had opgegeten en dat ze misschien nog te redden was. Hij schoot niet maar begon met een schaar de buik van de slapende wolf open te knippen. Na een paar knippen zag hij een rood kapje glimmen en na nog een paar knippen sprong het meisje eruit en riep: „O, wat ben ik bang geweest, wat was het donker in de buik van de wolf!“ En toen kwam de oude grootmoeder ook nog levend tevoorschijn, al kon ze haast niet ademen. Roodkapje haalde snel een paar grote stenen die ze in de buik van de wolf stopten en toen hij wakker werd, wilde hij wegspringen, maar de stenen waren zo zwaar dat hij onmiddellijk viel en dood was.
Nu waren ze alle drie blij. De jager stroopte de pels van de wolf af en trok daarmee naar huis, de grootmoeder at de koek en dronk van de wijn, die Roodkapje had meegebracht, en die maakte haar beter.

Maar Roodkapje dacht: „Zolang ik leef, zal ik nooit meer alleen van het pad afgaan en het bos inlopen, wanneer mijn moeder dat verboden heeft.“
De mensen vertellen dat op een keer, toen Roodkapje de oude grootmoeder weer koek en gebak ging brengen, er een andere wolf kwam, die haar aansprak en weg wilde lokken. Maar Roodkapje paste wel op en liep gewoon verder en vertelde aan grootmoeder dat ze de wolf was tegengekomen, die haar wel goedendag had gezegd, maar zo kwaadaardig uit zijn ogen had gekeken: „Als het niet op de grote weg was geweest, had hij me vast opgegeten!“

„Kom,“ zei grootmoeder, „we zullen de deur op slot doen, zodat hij er niet in kan.“ Kort daarop klopte de wolf aan en zei: „Doe open, grootmoeder, ik ben het, Roodkapje, ik breng gebak voor je mee.“ Maar zij hielden zich stil en maakten de deur niet open. Toen sloop de Grijskop een paar maal rond het huis, sprong eindelijk op het dak om te wachten tot Roodkapje ’s avonds naar huis zou gaan. Dan zou hij haar achterna sluipen en in het donker opeten. Maar de grootmoeder merkte wat hij van plan was. Nu stond er voor het huis een grote stenen trog en ze zei tegen het kind: „Neem de emmer, Roodkapje, gisteren heb ik worsten gekookt, gooi jij dat worstennat in de trog.“ Roodkapje droeg zo veel tot die hele grote trog vol was. De geur van de worst kreeg de wolf in de neus, hij snuffelde en keek omlaag, en tenslotte rekte hij zijn hals zo ver uit dat hij zijn evenwicht verloor en begon te glijden, en hij gleed van het dak af precies de trog in en verdronk. Roodkapje ging vrolijk naar huis en bleef ongedeerd.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
„Roodkapje“ is een klassiek sprookje dat deel uitmaakt van de verzameling van de Gebroeders Grimm. Het verhaal gaat over een jong meisje, Roodkapje genaamd, dat op pad gaat om haar zieke grootmoeder koek en wijn te brengen. Onderweg in het bos komt ze de wolf tegen, die slechte bedoelingen heeft.
De wolf weet Roodkapje af te leiden door haar aan te moedigen om bloemen te plukken, waardoor hij zelf naar het huis van de grootmoeder kan gaan. Vervolgens eet hij de grootmoeder op, verkleedt zich in haar kleren en wacht tot Roodkapje aankomt. Nietsvermoedend merkt Roodkapje pas te laat dat ze in gevaar is en wordt ook door de wolf verslonden.
Later redt een jager Roodkapje en haar grootmoeder door de buik van de wolf open te knippen, en de wolf komt aan zijn einde doordat hij stenen in zijn buik krijgt en bezwijkt aan het gewicht. Het verhaal eindigt met de les dat Roodkapje nooit meer van het pad zal afwijken als haar moeder dat verboden heeft.
Het moraal van het sprookje draait om het gehoorzamen aan waarschuwingen van volwassenen, niet vertrouwen op vreemden en de gevolgen van nieuwsgierigheid. Dit sprookje gecombineerd met de stijl van de Gebroeders Grimm blijkt grimmig en leerzaam tegelijk, een kenmerk van veel van hun verhalen.
Het sprookje van Roodkapje, zoals verteld door de Gebroeders Grimm, heeft in de loop der tijd verschillende interpretaties gekregen. Deze variëren van eenvoudige moraalverhalen tot complexere psychologische en feministische analyses.
Hier zijn enkele van de meest voorkomende interpretaties:
Ouders en gehoorzaamheid: Een van de eenvoudigste interpretaties is die van een waarschuwing aan kinderen om te luisteren naar hun ouders en instructies te volgen. Roodkapje krijgt duidelijke instructies van haar moeder om niet van het pad af te dwalen, maar ze doet het toch, met gevaarlijke gevolgen.
Het breken van kinderlijke onschuld: De ontmoeting van Roodkapje met de wolf staat symbool voor het einde van haar kinderlijke onschuld. Het bos kan worden gezien als een metafoor voor het volwassen worden en de gevaren die daarbij komen kijken.
De wolf als symbool voor vreemden of kwaad: De wolf vertegenwoordigt het gevaarlijke onbekende, een waarschuwing voor kinderen om niet met vreemden te praten of zich te laten afleiden door verleidelijke afleidingen. Deze interpretatie benadrukt de dreiging van predatie in de wereld.
Maagdelijke reis en seksuele symboliek: In sommige psychoanalytische interpretaties, geïnspireerd door het werk van Sigmund Freud, wordt het sprookje gezien als een verhaal over de ontluikende seksualiteit en volwassenwording van Roodkapje. De rode kap kan hierbij de menstruatie symboliseren, terwijl de ontmoeting met de wolf een waarschuwing is voor de gevaren van seksuele overgave.
Feministische interpretaties: Vanuit een feministisch perspectief kan het verhaal gezien worden als een reflectie op de relaties en machtsdynamieken tussen mannen en vrouwen. De wolf, met zijn bedrieglijke natuur, staat symbool voor manipulatieve mannen, en Roodkapjes overleving (en die van haar grootmoeder) benadrukt hun veerkracht.
Culturele en historische context: Het sprookje kan ook worden geïnterpreteerd binnen zijn historische context als een afspiegeling van de middeleeuwse samenleving en de gevaren van verlatenheid en het onbekende, die destijds reëel waren.
Elke interpretatie biedt een andere invalshoek op het eeuwenoude verhaal van Roodkapje. Hierdoor blijft het sprookje relevant en intrigerend voor verschillende generaties en culturele contexten.
Een linguïstische analyse van het sprookje „Roodkapje“ van de Gebroeders Grimm kan verschillende aspecten belichten, zoals de structuur, het gebruik van taal, de dialoog en de stijlfiguren. Hieronder volgt een overzicht van enkele belangrijke punten.
Structuur
Inleiding: Het verhaal begint met een korte inleiding over Roodkapje en haar relatie met haar grootmoeder.
Ontwikkeling: Dit omvat het vertrek van Roodkapje naar haar grootmoeder met de waarschuwingen van haar moeder en de ontmoeting met de wolf.
Climax: De wolf komt aan bij grootmoeder’s huis, eet haar op, en wacht op Roodkapje.
Resolutie: De jager redt zowel grootmoeder als Roodkapje, en de wolf ondergaat zijn lot.
Afloop: Roodkapje leert een les, en er is een epiloog waarin een tweede wolf verschijnt.
Taalgebruik
Dialoog: De dialoog is simpel en direct, wat kenmerkend is voor sprookjes en helpt om het verhaal toegankelijk te houden voor jongere lezers.
Herhaling: Het herhaaldelijk benoemen van Roodkapjes naam en karakteristieke rode muts accentueert haar identiteit.
Beschrijving: De taal gebruikt gedetailleerde beschrijvingen van de route naar het grootmoeder’s huis (zoals de drie grote eiken), wat de setting concreet maakt.
Figuren en Woordkeuze
Anthropomorfisme: De wolf krijgt mensachtige eigenschappen, zoals praten, denken en bedriegen, wat essentieel is voor zijn rol als antagonist.
Simpliciteit: De woordkeuze is eenvoudig, waardoor het gemakkelijk te begrijpen is voor kinderen.
De rode kap kan symbolisch worden geïnterpreteerd: de kleur rood wordt vaak geassocieerd met gevaar of onschuld.
Stijlfiguren
Vergelijkingen: Bijvoorbeeld wanneer Roodkapje de grootte van de ledematen van de wolf vergelijkt met de normale proporties van haar grootmoeder.
Oplisting: Bij de opsomming van lichaamsdelen van grootmoeder (bijvoorbeeld oren, ogen, handen, mond), wordt een vast patroon gevolgd, wat de spanning opbouwt tot aan de climax.
Moraliteit en Thema’s
Waarschuwing: Het verhaal functioneert als een morele les over het belang van gehoorzaamheid en voorzichtigheid.
Verleiding: Roodkapjes afdwaling van het pad door schoonheid en verleiding toont hoe gemakkelijk onschuldigen kunnen worden misleid.
Redemption en Veiligheid: De rol van de jager introduceert het idee van redding en herstelt veiligheid, wat gebruikelijk is in sprookjes.
Conclusie
De linguïstische elementen in „Roodkapje“ dragen bij aan de rijke traditie van orale verhalen en bieden een eenvoudig maar krachtig narratief dat zowel vermakelijk als educatief is. Het gebruik van eenvoudige dialogen, herhaling, en symboliek maken het verhaal tijdloos en resonant bij diverse publiekengroepen.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 26 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 333 |
Vertalingen | DE, EN, EL, DA, ES, FR, PT, FI, HU, IT, JA, NL, KO, PL, RO, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 32.4 |
Flesch-Reading-Ease Index | 72.8 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 7.8 |
Gunning Fog Index | 10.5 |
Coleman–Liau Index | 8.5 |
SMOG Index | 10.6 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 7.5 |
Aantal karakters | 7.000 |
Aantal letters | 5.408 |
Aantal zinnen | 69 |
Aantal woorden | 1.310 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 18,99 |
Woorden met meer dan 6 letters | 176 |
Percentage lange woorden | 13.4% |
Totaal lettergrepen | 1.777 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,36 |
Woorden met drie lettergrepen | 114 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 8.7% |