Leestijd voor kinderen: 7 min
Er was in het huis van zeker rijk koopman een kinderpartij; het waren allemaal kinderen van rijke en aanzienlijke lieden; de koopman was een geleerd man; hij had eenmaal het studentenexamen afgelegd; daartoe spoorde zijn brave vader hem aan, die van den beginne af slechts veehandelaar, maar altijd eerlijk en vlijtig geweest was; de handel had geld opgebracht, en dit geld had de koopman weten te vermeerderen.
Verstandig was hij, en een hart had hij ook, maar over zijn hart werd minder gesproken dan over al zijn geld. Bij den koopman gingen de deftige lieden in en uit, zoowel menschen van adellijk bloed, gelijk het heet, als van verstand, maar ook lieden, die beide bezaten, en ook geen van beide. Ditmaal was er daar een kinderpartij, en kinderen zeggen alles, wat hun maar voor den mond komt.
Onder anderen was daar een verwonderlijk schoon, klein meisje, maar dit meisje was ontzettend trotsch; dat hadden de dienstboden haar geleerd, en niet haar ouders, want daarvoor waren dit veel te verstandige lieden; haar vader was kamerheer, en dat is iets heel deftigs, dat wist zij wel.
«Ik ben een kamerkind!» zeide zij. Zij had even goed een kelderkind kunnen zijn, want daar kan niemand zelf iets aan doen. Verder vertelde zij, dat zij «geboren» was, en zeide, dat men, als men niet geboren was, ook niets kon worden; het baatte niets, of men al wilde lezen en vlijtig zijn; als men niet geboren was, dan kon men ook niets worden.
«En diegenen, wier namen op «sen» eindigen,» zeide zij, «van die kan volstrekt niets komen! Men moet de handen in de zijden zetten en ze ver van zich houden, die «sens!» en dit zeggende, zette zij haar handen in de zijden en maakte haar ellebogen spits, om te toonen, hoe men dat moest doen; en haar armpjes waren heel poezelig. Het was een allersnoepigst meisje.
Maar het dochtertje van den koopman werd over deze taal heel boos; haar vader heette Petersen, en van dezen naam wist zij, dat hij op «sen» eindigde, en daarom zeide zij zoo trotsch, als zij maar kon: «Maar mijn vader kan voor honderd thalers bonbons koopen en deze midden onder de kinderen werpen! Kan jouw vader dat?»
«Ja, maar mijn vader,» zei het dochtertje van een schrijver, «kan jouw vader en jouw vader en al jelui vaders in de krant zetten! Alle menschen zijn bang voor hem, zegt moeder, want mijn vader is het, die in de krant regeert.» En het dochtertje zag er daarbij trotsch uit, alsof het een wezenlijke prinses geweest was, die er wel trotsch moest uitzien.
Maar buiten voor de deur, die slechts op een kier stond, bevond zich een arme jongen en keek door de reet. Hij was zoo gering, dat hij niet eens in de kamer mocht komen. Hij had het braadspit voor de keukenmeid omgedraaid, en deze had hem nu vergund, achter de deur te staan en naar de keurig uitgedoste kinderen te kijken, die zulk een plezierigen dag hadden, en dat was al veel voor hem.
«Welk een geluk, een van hen te zijn!» dacht hij, en daarbij hoorde hij, wat er gesproken werd, en dat was wel geschikt, om hem erg mismoedig te maken. Geen enkelen penning hadden zijn ouders te huis, dien zij konden overleggen, om daarvoor een krant te lezen, laat staan dan er een te schrijven!—en wat nog het allerergste was: de naam van zijn vader en ook de zijne eindigden op «sen» van hem kon dus ook niets komen. Dat was treurig!—Maar geboren was hij toch, dat kon onmogelijk anders zijn.
Dat was nu op dezen avond. Sedert verliepen er vele jaren, en ondertusschen worden kinderen volwassen menschen. In de stad stond een prachtig huis, het was opgevuld met louter mooie voorwerpen en schatten; alle menschen wilden het zien, zelfs menschen, die buiten de stad woonden, kwamen naar de stad toe, om het te zien.
Wie van de kinderen, waarvan wij verteld hebben, zou dit huis nu wel het zijne noemen? Ja, dat te weten, is natuurlijk heel gemakkelijk! Neen, neen! het is toch niet zoo heel gemakkelijk. Het huis behoorde aan den kleinen, armen jongen, die op den bewusten avond achter de deur gestaan had; van hem kwam toch iets, ofschoon zijn naam op «sen» eindigde, het was Thorwaldsen.
En die drie andere kinderen? de kinderen van het adellijk bloed, van het geld en van den hoogmoed? Ja, het eene heeft het andere niets te verwijten, het zijn gelijke kinderen, van hen kwam alles goeds, de natuur had hen rijkelijk bedeeld; wat zij indertijd gedacht en gesproken hadden, was niets anders dan kinderpraat.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
Dit verhaal van Hans Christian Andersen, getiteld ‚Kinderpraat‘, illustreert de kinderlijkheid en arrogantie die soms in sociale kringen voorkomt, maar ook de onvoorspelbare aard van talent en succes. Het verhaal begint met een beschrijving van een kinderfeest bij een rijke koopman. De kinderen, die uitsluitend uit welgestelde families komen, zijn bezig met opscheppen over de status en rijkdom van hun ouders. Een klein meisje, trots op haar afstamming, merkt op dat degenen wier namen op „-sen“ eindigen, niets kunnen bereiken. Dit verwijst naar veel Scandinavische achternamen en draagt een implicatie van inferieure sociale status.
Ondanks de spot van het meisje, eindigt het verhaal met de onthulling dat de arme jongen, die niet eens was toegestaan mee te doen aan het feest en alleen door de deur naar binnen kon kijken, uiteindelijk degene werd die een prachtig huis bezat dat veel bezoekers trok. Deze jongen was niemand minder dan Bertel Thorvaldsen, een toekomstige beroemde Deense beeldhouwer.
Het verhaal neemt hiermee een onverwachte wending, want het laat zien dat afkomst, adellijke titels of rijkdom geen garantie zijn voor toekomstig succes. Integendeel, het benadrukt de potentie van verborgen talent, onafhankelijk van sociale achtergrond. De kinderen die het leven begonnen met alle voordelen van rijkdom en status, alsook de bevooroordeelde opmerkingen die zij maakten, worden uiteindelijk gereduceerd tot ‚kinderpraat‘. Het verhaal is een krachtige herinnering dat vooroordelen en kinderlijke arrogantie ons begrip van waarde en potentieel vaak vertekenen.
Hans Christian Andersen’s verhaal „Kinderpraat“ biedt een boeiende kijk op de thema’s van trots, sociale status en de macht van kinderlijke onschuld en ambitie. Het verhaal draait om een kinderfeestje in het huis van een rijke koopman, waar kinderen van aanzienlijke families samenkomen. Onder hen is een trots klein meisje dat zich bewust is van haar adellijke afkomst en neerkijkt op degenen met namen die eindigen op „sen“, omdat zij denkt dat ze niets kunnen bereiken.
De tegenstelling wordt geïllustreerd door de aanwezigheid van een arme jongen die buiten de deur staat en door een kier naar binnen gluurt. Hoewel hij nederig is, laat het verhaal zien dat hij potentieel heeft, ondanks zijn naam die op „sen“ eindigt.
Jaren later blijkt dat de arme jongen, die als kind door de anderen werd geminacht, is uitgegroeid tot een opmerkelijke volwassen man, namelijk Bertel Thorvaldsen, een beroemde beeldhouwer. Dit benadrukt het idee dat oprechte talenten en inzet zich niet laten beperken door afkomst of naam.
Het verhaal eindigt met de realisatie dat wat de kinderen destijds dachten en zeiden, „kinderpraat“ was. Het is een krachtige boodschap dat ware waarde en succes niet bepaald worden door sociale status of de naam die men draagt, maar door persoonlijke eigenschappen en daden. Andersen laat hiermee zien dat oordelen en roddels vaak vluchtig en onbeduidend zijn, vooral wanneer ze afkomstig zijn van kinderlijk begrip.
De tekst „Kinderpraat“ van Hans Christian Andersen biedt een rijke basis voor een linguïstische analyse. De sprookjesachtige setting dient als achtergrond voor een diepgaand commentaar op sociale klassen en vooroordelen. Hier zijn enkele linguïstische aspecten om nader te onderzoeken:
Lexicale keuzes: Andersen gebruikt specifieke woorden om sociale klassen en verhoudingen te schetsen, zoals „kinderpartij,“ „kammerkid,“ en „geadellijk bloed. “ Deze keuzes benadrukken de sociale hiërarchie en de trots die daarmee gepaard gaat.
Ironie: Andersen gebruikt ironie om de vooroordelen van de personages te bekritiseren. Bijvoorbeeld, het meisje dat trots is op haar afkomst, maar niet begrijpt dat dit niets zegt over persoonlijke waarde.
Herhaling: De aandrang om te benadrukken dat personen met namen die op „sen“ eindigen nergens toe in staat zijn, wordt verschillende keren herhaald. Deze herhaling onderstreept de onredelijke aard van sociale vooroordelen.
Dialoog: De kinderlijk directe en eerlijke aard van de dialoog in het verhaal laat zien hoe sociaal geconditioneerde overtuigingen zich manifesteren bij jonge kinderen. Elk kind vertegenwoordigt een andere sociale klasse of machtstructuur, wat doorklinkt in hun uitspraken over hun vaders‘ professionele rollen en mogelijkheden.
Morfologische elementen: De uitgang „-sen“ in namen wordt benadrukt als een symbool van lage sociale status, een simpele maar effectieve manier om te laten zien hoe taal en identiteit met elkaar verweven zijn in sociale contexten.
Pragmatiek: De impliciete sociale regels en normen over wie als belangrijk wordt gezien in de maatschappij worden zichtbaar in de kinderlijke gesprekken. Deze normen worden door de kinderen klakkeloos gereproduceerd zonder begrip van hun onbillijkheid.
Syntaxis: Lange, complexe zinnen beschrijven de sociale situatie en achtergrondinformatie, terwijl dialogen tussen kinderen kort en bondig zijn, wat hun onschuld en directe manier van communiceren weerspiegelt.
Semantiek: Woorden zoals „geboren“ en „kammerkid“ worden semantisch geladen met betekenissen die verder gaan dan de letterlijke definities, verwijzend naar sociale status en aanzien.
De tekst legt sociaal-culturele vraagstukken bloot door middel van kinderlijk eenvoudige dialoog, en maakt daarbij gebruik van verscheidene linguïstische technieken om de ernst en onrechtvaardigheid van sociale vooroordelen te benadrukken. Andersen slaagt erin een tijdloos verhaal te vertellen over menselijke waarde die verder reikt dan sociale labels en status.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Vertalingen | DE, EN, ES, FR |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 46.8 |
Flesch-Reading-Ease Index | 54.5 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 12 |
Gunning Fog Index | 15 |
Coleman–Liau Index | 11.2 |
SMOG Index | 12 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 12 |
Aantal karakters | 1.431 |
Aantal letters | 1.124 |
Aantal zinnen | 9 |
Aantal woorden | 245 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 27,22 |
Woorden met meer dan 6 letters | 48 |
Percentage lange woorden | 19.6% |
Totaal lettergrepen | 361 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,47 |
Woorden met drie lettergrepen | 25 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 10.2% |