Childstories.org
  • 1
  • Alle sprookjes
    van Grimm
  • 2
  • Gesorteerd op
    leestijd
  • 3
  • Perfect voor
    het voorlezen
Het vlas
Grimm Märchen

Het vlas - Sprookje van Hans Christian Andersen

Leestijd voor kinderen: 12 min

Het vlas stond in bloei; het had allerliefste, blauwe bloempjes, even teer als de vleugeltjes van een mug, en nog fijner! De zon scheen op het vlas, en de regenwolken begoten het; en dat deed daaraan evenveel goed, als het aan kleine kinderen doet, als zij gewasschen worden en dan een kus van hun moeder krijgen; zij worden daardoor veel schooner, en dat werd het vlas ook.

«De menschen zeggen, dat ik bijzonder goed sta,» zei het vlas, «en dat ik heel lang ben; er zal een prachtig stuk linnen van mij komen. O, hoe gelukkig ben ik toch! Ik ben zeker de gelukkigste van alle wezens. Wat heb ik het goed! En er zal zeker wel wat van mij worden. Wat maakt de zonneschijn blij en wat smaakt de regen goed en wat verfrischt hij! Ik ben overgelukkig, ik ben de allergelukkigste!»

«Ja, ja!» zei een paal van de heining. «Je kent de wereld niet, maar wij wel, want er zitten kwasten in ons,» en daarop maakte hij een jammerlijk geluid:

«Snip, snap, snor,
Basselor,
Uit is het lied!»

«Neen! het is niet uit!» zei het vlas. «Morgen schijnt de zon of doet de regen goed. Ik gevoel, hoe ik groei; ik gevoel, dat ik in bloei sta! Ik ben de allergelukkigste!» Maar op zekeren dag kwamen er menschen; deze pakten het vlas van boven beet en trokken het met den wortel uit; dat deed zeer; het werd in het water gelegd, alsof het verdronken moest worden, en toen kwam het over het vuur, alsof men het wilde braden, dat was ontzettend!

«Men kan het niet altijd goed hebben!» zei het vlas. «Men moet iets ondervinden, dan weet men wat!» Maar het liep slecht af; het vlas werd nat gemaakt en gedroogd, gebraakt en gehekeld, ja, wat wist het, hoe het heette, wat men er al zoo mee deed. Het kwam op het spinnewiel: snor, snor! Nu was het niet mogelijk, zijn gedachten bij elkaar te houden.

«Ik ben buitengewoon gelukkig geweest!» dacht het bij al zijn pijn; «men moet tevreden zijn met het goede, dat men genoten heeft! Tevreden! Tevreden! O!» En dat zei het nog, toen het op het weefgetouw kwam; en zoo werd het een mooi, groot stuk linnen. Al het vlas, tot op den laatsten stengel, ging aan dat ééne stuk op.

«Maar dat is toch zonderling! Dat had ik nooit gedacht! O, wat is het geluk mij toch gunstig! De paal wist werkelijk niet, wat hij bedoelde met zijn:

«Snip, snap, snor,
Basselor!

Het lied is nog volstrekt niet uit! Nu begint het eigenlijk eerst recht! Dat is werkelijk zonderling! Al moge ik ook iets geleden hebben, er is toch ook iets van mij geworden! Ik ben de gelukkigste van alle! Wat ben ik sterk en fijn, wat ben ik wit en lang! Dat is wat anders dan slechts een plant te zijn, al draagt men ook bloemen; men wordt niet verpleegd; en water krijgt men alleen dan, als het regent.

Nu word ik verzorgd en verpleegd, de meid keert mij alle morgens om, en uit den gieter krijg ik iederen avond een regenbad; ja, de domineesvrouw heeft zelfs een lofrede op mij gehouden en gezegd, dat ik het beste stuk uit het kerspel ben. Ik kan niet gelukkiger worden!»

Nu kwam het linnen in huis en toen onder de schaar; o, wat sneed en rukte men er aan, wat stak men er met naalden in! Dat was waarlijk geen plezier; maar van het linnen kwamen twaalf stukken van die soort, welke men niet graag noemt, maar die alle menschen moeten hebben: een geheel dozijn werd daarvan vervaardigd.

«O, kijk eens! Nu ben ik eerst wat gewichtigs geworden. Dat was dus mijn bestemming! Dat is immers een ware zegen! Nu doe ik nut in de wereld, en dat moet men immers, dat is eerst het ware genoegen! Wij zijn twaalf stukken geworden, maar wij zijn toch allemaal een en hetzelfde: wij zijn juist een dozijn! Wat is dat voor een bijzonder geluk!»

Jaren verliepen er, en nu waren zij heelemaal versleten. «Eenmaal moet het immers gedaan zijn,» zei ieder stuk. «Ik zou graag wat langer geduurd hebben, maar men moet niets onmogelijks verlangen!» Nu werden zij in stukken en flarden gescheurd. Zij dachten, dat het nu met hen gedaan was, want zij werden fijngehakt, geweekt en gekookt, ja, zij wisten zelf niet, wat er al zoo met hen gebeurde … en toen werden zij schoon, wit papier.

«Nu, dat is een verrassing, een heerlijke verrassing!» zei het papier. «Nu ben ik fijner dan vroeger, en nu zal ik beschreven worden. Dat is toch een buitengewoon geluk!» En er werden werkelijk de mooiste geschiedenissen en verzen op geschreven. De menschen hoorden, wat er op stond; en dat was wijs en goed, het maakte hen veel wijzer en beter; er lag een groote zegen in de woorden op dit papier.

«Dat is meer, dan ik ooit gedacht had, toen ik nog een klein blauw bloempje op het veld was! Hoe kon het mij in de gedachten komen, dat ik eenmaal vreugde en kennis onder de menschen zou verspreiden? Ik kan het zelf nog niet begrijpen, maar het is toch werkelijk zoo! Onze God weet, dat ik daartoe zelf niets gedaan heb, dan wat ik overeenkomstig mijn zwakke krachten voor mijn bestaan doen moest; en toch brengt Hij mij van de eene vreugde en eer tot de andere.

Telkens wanneer ik denk: «Uit is het lied!» dan ga ik weer tot iets hoogers en beters over. Nu moet ik zeker op reis gaan en de heele wereld rondgezonden worden, opdat alle menschen mij kunnen lezen. Dat kan niet anders zijn! Dat is het waarschijnlijkste! Ik heb kostelijke gedachten, even vele als ik vroeger blauwe bloemen had! Ik ben het gelukkigste schepsel!»

Doch het papier ging niet op reis, maar het ging naar den boekdrukker toe; en daar werd alles, wat er op geschreven stond, om te drukken gezet tot één boek, ja tot vele honderden boeken, want op deze wijze konden oneindig velen er meer nut en genoegen van hebben, dan wanneer het eenige papier, waarop het geschreven stond, de heele wereld had moeten rondgaan en halverwege versleten was.

«Ja, dat is zeker het verstandigste!» dacht het beschreven papier. «Dat is mij niet ingevallen. Ik blijf te huis en word in eere gehouden als een oude grootvader, en dat ben ik immers ook van al deze nieuwe boeken. Nu kan er iets uitgericht worden. Zoo zou ik niet hebben kunnen rondreizen. Op mij heeft diegene neergezien, die het geheel schreef. Ieder woord vloeide regelrecht uit de pen op mij! Ik ben de gelukkigste!»

Daarop werd het papier in een pakje samengebonden en in een ton geworpen, die in het wachthuis stond. «Na volbrachten arbeid is het goed rusten!» zei het papier. «Het is zeer verstandig, dat men zijn gedachten verzamelt en omtrent datgene, wat er in iemand woont, tot nadenken komt. Nu weet ik eerst zoo recht, wat er op mij staat! En zich zelf te kennen, dat is eerst de ware vooruitgang. Wat zal er nu wel met mij gebeuren? Voorwaarts zal het in allen gevalle gaan; het gaat altijd voorwaarts; dat heb ik ondervonden.»

Nu werd op zekeren dag al het papier op den haard gelegd; het zou verbrand worden; want het mocht niet aan den kruidenier verkocht en voor het inpakken van boter en suiker gebruikt worden: zoo zeide men. En al de kinderen in het huis stonden er om heen, want zij mochten graag papier zien branden; dat vlamde prachtig in de hoogte, en later kon men in de asch de vele roode vonken zien, die heen en weer gingen.

De eene na de andere ging uit. Dat noemde men: «De kinderen uit de school zien komen,» en de laatste vonk was de schoolmeester; dikwijls dachten zij, dat deze heengegaan was; maar dan kwam er op hetzelfde oogenblik nog een vonk. «Daar ging de schoolmeester!» zeiden zij. Nu, die weten het wel. Zij hadden maar moeten weten, wie daar ging; wij zullen het te weten komen; maar zij wisten het niet. Al het oude papier, het geheele pakje, werd op het vuur gelegd, en dit ontvlamde al spoedig. «Hu!» zeide het en flikkerde in heldere vlammen op.

Nu, dat was juist niet zeer aangenaam; maar toen het geheel in heldere vlammen stond, sloegen deze zoo in de hoogte, als het vlas nooit zijn kleine, blauwe bloemen had kunnen verheffen, en fonkelden, zooals het witte linnen nooit had kunnen fonkelen. Alle geschrevene letters werden voor een oogenblik rood, en alle woorden en gedachten gingen in vlammen op.

«Nu stijg ik regelrecht naar de zon op!» sprak het in de vlam, en het was, alsof duizenden stemmen dit eenparig zeiden; en de vlammen sloegen door den schoorsteen en er boven uit. En fijner dan de vlammen, onzichtbaar voor het menschelijk oog, zweefden daar kleine wezens, even groot in getal, als er bloemen aan het vlas gezeten hadden.

Zij waren nog lichter dan de vlam, die ze had doen ontstaan; en toen deze uitging en er van het papier slechts de zwarte asch over was, dansten zij nog eenmaal boven deze heen, en waar zij ze aanraakten, daar liepen de roode vonken. «De kinderen kwamen uit de school en de schoolmeester was de laatste!» Dat was een pret, en de kinderen zongen bij de doode asch:

«Snip, snap, snor,
Basselor,
Uit is het lied!»

Maar de kleine onzichtbare wezens zeiden allemaal: «Het lied is nooit uit! Dat is het mooiste van alles. Ik weet het, en daarom ben ik de gelukkigste!» Maar dat konden de kinderen niet hooren of verstaan, en dat behoefden zij ook niet; want kinderen mogen niet alles weten.

LanguagesLearn languages. Double-Tap on one word.Learn languages in context with Childstories.org and Deepl.com.

Informatie voor wetenschappelijke analyse

Kengeta
Waarde
VertalingenDE, EN, DA, ES, FR, IT, NL
Leesbaarheidsindex door Björnsson30.2
Flesch-Reading-Ease Index75.8
Flesch–Kincaid Grade-Level7
Gunning Fog Index9.8
Coleman–Liau Index8.6
SMOG Index9.6
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex6.8
Aantal karakters1.244
Aantal letters936
Aantal zinnen13
Aantal woorden226
Gemiddeld aantal woorden per zin17,38
Woorden met meer dan 6 letters29
Percentage lange woorden12.8%
Totaal lettergrepen303
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord1,34
Woorden met drie lettergrepen16
Percentage woorden met drie lettergrepen7.1%
Vragen, opmerkingen of ervaringsverslagen?

Privacyverklaring.

De beste Sprookjes

Copyright © 2024 -   Over ons | Privacyverklaring |Alle rechten voorbehouden Aangedreven door childstories.org

Keine Internetverbindung


Sie sind nicht mit dem Internet verbunden. Bitte überprüfen Sie Ihre Netzwerkverbindung.


Versuchen Sie Folgendes:


  • 1. Prüfen Sie Ihr Netzwerkkabel, ihren Router oder Ihr Smartphone

  • 2. Aktivieren Sie ihre Mobile Daten -oder WLAN-Verbindung erneut

  • 3. Prüfen Sie das Signal an Ihrem Standort

  • 4. Führen Sie eine Netzwerkdiagnose durch