Leestijd voor kinderen: 3 min
Ik zal jullie eens wat vertellen. Ik zag twee gebraden hoenders vliegen, en ze vlogen heel gauw, met hun buik naar boven, en hun rug naar de hel; en een aambeeld en een molensteen die zwommen samen de Rijn over, heel langzaam en zachtjes, en daar zat een kikker en die at een ploegijzer op, met Pinksteren op het ijs. En er waren drie kerels en die wilden een haas vangen, en ze gingen op krukken en op stelten, en de één was doof, en de tweede was blind en de derde was stom en de vierde kon geen voet verzetten. Willen jullie nu weten, hoe dat in z’n werk ging? De blinde zag de haas ‚t eerst over ‚t veld draven, en de stomme riep ‚t tegen de lamme, en de lamme pakte hem bij zijn kraag. En een paar wilden over land zeilen, en ze spanden de zeilen voor de wind en ze voeren over grote akkers en toen zeilden ze een hoge berg over, en daar verdronken ze allemaal. En er was een kreeft, en die zat een haas achterna in z’n vlucht, en boven op een dak lag een koe: die was daarop geklommen. En in dat land, daar zijn de vliegen zo groot, als de geiten hier. Maar doe nu het venster maar open, zodat de leugens eruit kunnen vliegen!

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
Dit verhaal, ‚Het leugensprookje uit Dietmark‘, is een typisch voorbeeld van een absurd en humoristisch verhaal van de Gebroeders Grimm. Het verhaal maakt gebruik van bizarre en onmogelijke situaties om de lezer te vermaken, en speelt met de concepten van leugens en overdrijvingen. In deze groteske vertelling worden de grenzen van realiteit op een speelse manier overschreden.
De absurditeit en humor komen voort uit de opeenstapeling van onmogelijkheden, zoals gebraden hoenders die met hun buik naar boven vliegen, een kikker die een ploegijzer opeet op het ijs tijdens Pinksteren, en een blinde die een haas als eerste ziet. Dit soort verhalen dienden vaak als luchtig vermaak en waren bedoeld om ongeloofwaardige verhalen of opschepperijen aan de kaak te stellen.
De afsluiting van het verhaal, waarin de luisteraar wordt aangemoedigd het raam te openen zodat de leugens naar buiten kunnen vliegen, voegt een speelse knipoog toe en benadrukt dat alles wat verteld is niet meer dan fantasie en opzettelijke overdrijving is. Het verhaal is een middel om te lachen om de kunst van het vertellen van verhalen en wellicht een subtiele les in kritisch luisteren en het herkennen van onwaarheden.
Dit verhaal, bekend als „Het leugensprookje uit Dietmark“ van de Gebroeders Grimm, is een uitstekende illustratie van het genre van het sprookje dat opzettelijk absurd en humoristisch wil zijn. Dergelijke verhalen zijn vaak bedoeld om te vermaken door het gebruik van overdrijving en surrealistische elementen, die de grenzen van de geloofwaardigheid oprekken.
In deze tekst worden verschillende bizarre en onmogelijke scenario’s beschreven, zoals gebraden kippen die vliegen met hun buik omhoog, een aambeeld en molensteen die de rivier overzwemmen, kikkers die ploegijzers eten, en blinde, dove en stomme mannen die samen een haas vangen. Deze situaties zijn bedoeld om de luisteraar of lezer te prikkelen en te vermaken door de pure absurditeit ervan.
Het verhaal eindigt met de aanbeveling om het venster te openen zodat de leugens kunnen ontsnappen, wat een speelse erkenning is van de ongeloofwaardigheid van de gebeurtenissen die zojuist zijn verteld. Dit soort verhalen kan worden gezien als een oefening in creativiteit en fantasie, waar de logica bewust wordt losgelaten om de verbeelding de vrije loop te laten. Ze nodigen uit tot een speelse benadering van verhalen en herinneren ons eraan dat niet alle verhalen serieus of rationeel hoeven te zijn.
Het sprookje „Het leugensprookje uit Dietmark“, opgetekend door de Gebroeders Grimm, is een bijzonder voorbeeld van een narratief vol zogenaamde „leugens“, dat speelt met de verwachtingen en logica van de lezer.
Absurdisme en Contra-intuïtiviteit: Het sprookje is opgebouwd rond bizarre en onmogelijke gebeurtenissen die in flagrante tegenspraak zijn met de realiteit. Dit verhoogt het absurde karakter en creëert een humoristisch effect. Voorbeelden zijn gebraden hoenders die vliegen, een aambeeld dat de Rijn overzwemt en een blinde die een haas ziet.
Herhaling en Opsomming: Het gebruik van opsommingen en herhaling, zoals bij de beschrijving van de drie mannen die een haas willen vangen, zorgt voor een ritmische cadans en versterkt het komische karakter van de vertellingen.
Tijdsverloop en Ruimte: Het verhaal speelt zich af in een onbepaalde tijd en ruimte, waarbij logica en natuurwetten worden genegeerd. Dit geeft de verteller de vrijheid om creatief en ongeremd te zijn in de beschrijvingen.
Paradoxen en Tegenstellingen: Paradoxen zoals „met hun buik naar boven, en hun rug naar de hel“ en tegenstrijdige handelingen zoals een lamme die iemand bij zijn kraag grijpt, zijn prominent aanwezig.
Figuratieve Taal en Hyperbolen: Hyperbolische beschrijvingen, zoals reusachtige vliegen als geiten, dienen om de absurditeit te onderstrepen en maken gebruik van overdrijving als retorisch middel.
Directe Adressering en Interactiviteit: Het verhaal begint direct met een aanspreking („Ik zal jullie eens wat vertellen“) en eindigt met een oproep tot actie van de luisteraar of lezer (“Doe nu het venster maar open…”), wat een interactief element toevoegt.
Culturele en Sociale Elementen:
– Het verhaal kan gezien worden als een satire op volksvertellingen en de menselijke neiging om verhalen te overdrijven. Het nodigt de luisteraar uit om kritisch na te denken over waarheid en fictie. De nonsensicale opbouw en de opsomming van onmogelijke situaties roepen vragen op over de geloofwaardigheid van verhalen en het belang van verbeelding in de folklore.
Conclusie:
„Het leugensprookje uit Dietmark“ gebruikt opzettelijk absurditeit en spel met taal om zowel te entertainen als de beperkingen van traditionele narratieven uit te dagen. Het nodigt uit tot een speelse interpretatie en herinnert eraan dat verhalen soms simpelweg bedoeld zijn om te genieten van hun fantasie en creativiteit.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 159 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 1930 |
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, PT, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 35.7 |
Flesch-Reading-Ease Index | 70.5 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 9.6 |
Gunning Fog Index | 11.6 |
Coleman–Liau Index | 7 |
SMOG Index | 9.3 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 9.3 |
Aantal karakters | 1.136 |
Aantal letters | 873 |
Aantal zinnen | 9 |
Aantal woorden | 225 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 25,00 |
Woorden met meer dan 6 letters | 24 |
Percentage lange woorden | 10.7% |
Totaal lettergrepen | 295 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,31 |
Woorden met drie lettergrepen | 10 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 4.4% |