Childstories.org
  • 1
  • Alle sprookjes
    van Grimm
  • 2
  • Gesorteerd op
    leestijd
  • 3
  • Perfect voor
    het voorlezen
Uitstel is geen afstel
Grimm Märchen

Uitstel is geen afstel - Sprookje van Hans Christian Andersen

Leestijd voor kinderen: 9 min

Er stond ergens een oud ridderkasteel, dat door een breede gracht omgeven was, waarover een ophaalbrug lag, die echter slechts zelden neergelaten werd; want niet alle bezoekers zijn goede menschen. Onder het afdak waren schietgaten aangebracht, om daardoor te schieten, kokend water, ja, gesmolten lood op den vijand neer te gieten, als hij te dicht in de nabijheid mocht komen.

Binnen in het huis waren de kamers zeer hoog, hetgeen goed te stade kwam bij den velen rook, die er van het haardvuur opsteeg, waarop groote, vochtige houtblokken lagen te smeulen. Aan den muur hingen portretten van geharnaste mannen en trotsche vrouwen in zware kleeren; de forschte van allen liep hier levend rond; zij werd Meta Mogens genoemd; zij was de vrouw des huizes, haar behoorde het ridderkasteel toe.

Tegen den avond kwamen er roovers; zij sloegen drie van haar onderhoorigen dood, ook den kettinghond sloegen zij dood, en daarop legden zij vrouw Meta met den hondeketting aan het hondenhok vast, terwijl zij zich zelf in de zaal te goed deden, den wijn en het goede bier uit haar kelder leegdronken. Vrouw Meta was aan den hondeketting vastgelegd; zij kon niet eens blaffen. Maar zie! Daar sloop de bediende van een der roovers zachtjes naderbij; hij mocht niet gezien worden, anders zouden zij hem doodgeslagen hebben.

«Vrouw Meta Mogens!» zei de knecht; «weet ge nog wel, hoe mijn vader tijdens het leven van uw man op het houten paard moest rijden? Gij deedt een goed woord voor hem, maar dit leidde tot niets; hij moest zoo lang rijden, totdat zijn ledematen verminkt waren; maar gij sloopt naar hem toe, evenals ik nu naar u toesluip; gij schooft zelfs een kleinen steen onder elk van zijn voeten, opdat zij daarop zouden steunen.

Niemand zag het, of zij deden alsof zij niet niet zagen, want gij waart immers de jonge genadige vrouw. Dat heeft mijn vader mij verteld, en dat heb ik onthouden en niet vergeten! Nu wil ik u verlossen, vrouw Meta Mogens!» Daarop haalden zij de paarden uit den stal en reden te midden van regen en wind weg en kregen hulp bij vrienden. «Dat is een rijke vergelding voor een kleinen dienst, dien ik aan uw vader bewezen heb!» zei Meta Mogens.

«Uitstel is geen afstel!» gaf de knecht hierop ten antwoord. De roovers werden opgehangen. Er stond ergens een oud ridderkasteel, en het staat er nog; het is niet dat van Meta Mogens, het behoort aan een ander adellijk geslacht toe.

Wij verplaatsen ons in den tegenwoordigen tijd. De zon beschijnt de vergulde torenspitsen; kleine eilandjes, waarop bloemen bloeien, liggen als ruikers op het water, en de wilde zwanen zwemmen er om heen. In den tuin groeien rozen, de vrouw des huizes is zelf het fijnste rozeblad, het straalt in vreugde, in de vreugde van goede daden, doch niet in de wijde wereld, maar van binnen in het hart; wat daar bewaard is, dat is niet vergeten—uitstel is geen afstel!

Nu begeeft zij zich van het heerenhuis naar een kleine boerenhut op het land. Daarin woont een arm meisje, dat lam is; het raam in het kamertje ziet op het noorden uit, de zon komt hier niet in; het meisje heeft slechts het gezicht op een klein stukje land, dat door een hooge heg omgeven is. Maar heden is het zonneschijn; de warme, heerlijke zon van onzen goeden God is binnen in het kamertje; zij komt uit het zuiden door het nieuwe raam heen, daar waar vroeger slechts een muur was.

Het lamme meisje zit in den warmen zonneschijn, ziet bosch en meer, de wereld is zoo groot, zoo wonderlijk schoon geworden en wel door een enkel woord van de vriendelijke vrouw van het heerenhuis.

«Het woord was zoo gemakkelijk, de daad zoo gering!» zeide zij; «de vreugde, die zij mij verschaften, was oneindig groot en rijk in zegen!» En daarom volbrengt zij zoo menige goede daad, denkt aan allen in de arme huizen en in de rijke huizen, waar er maar bedroefden zijn. Het is verborgen en bewaard, maar de goede God vergeet het niet; uitstel is geen afstel!

Er stond ergens een oud huis; het was in de groote stad met haar druk en levendig verkeer. Het had kamers en zalen; maar deze betreden wij niet; wij blijven in de keuken, en daarin is het warm en licht, rein en zindelijk; het kopergoed blinkt, de tafel is als gladgewreven, de gootsteen is als een versch geschuurde lardeerplank, en dat alles heeft dat ééne dienstmeisje gedaan en toch nog tijd genoeg overgehouden om zich aan te kleeden, alsof zij naar de kerk wilde gaan.

Zij draagt een strik op haar muts, een zwarten strik, dat wijst op rouw. Maar zij heeft over niemand rouw te dragen, noch over vader, noch over moeder, noch over bloedverwanten, noch over vrienden; het is een arm meisje. Eenmaal was zij verloofd, verloofd met een armen jongeling; zij hadden elkaar innig lief. Op zekeren dag kwam hij bij haar en zei:

«Wij bezitten beiden niets op de wereld! Een rijke weduwe heeft hartelijke woorden tegen mij gesproken; zij wil mij tot welstand brengen; maar jij ligt in mijn hart begraven. Wat zou je mij raden?»

«Datgene, waarvan je denkt, dat het tot je geluk zal strekken!» zei het meisje. «Wees maar goed en liefderijk voor haar; doch laat mij je dit zeggen, dat wij elkaar van het uur af, waarop wij van elkander scheiden, niet meer mogen zien.» En er verliepen jaren. Daar ontmoet haar vroegere vriend en minnaar haar op de straat; hij zag er ziek en ellendig uit; nu kan zij niet nalaten, hem te vragen: «Hoe gaat het met je?»

«Rijk en goed in alle opzichten!» zeide hij. «Mijn vrouw is braaf en goed, maar jij ligt in mijn hart begraven. Ik heb mijn strijd gestreden, hij is spoedig volstreden! Wij zien elkaar nu niet weer dan bij God.» Een week is er verloopen; dien morgen stond het in de krant te lezen, dat hij gestorven was; daarom draagt het meisje een rouwkleed! Haar minnaar was gestorven en heeft een vrouw en drie stiefkinderen nagelaten, zooals er te lezen staat.

De zwarte strik wijst op rouw, het gezicht van het meisje wijst er nog in hoogere mate op; in het hart is deze bewaard en wordt nimmer vergeten! Uitstel is geen afstel! Zie, dat zijn de drie geschiedenissen, drie bladeren aan één steel. Wenscht ge nog meer klaverbladeren? In het boekje des harten liggen er vele: uitstel is geen afstel!

Lees nog een kort sprookje (5 min)

LanguagesLearn languages. Double-Tap on one word.Learn languages in context with Childstories.org and Deepl.com.

Informatie voor wetenschappelijke analyse

Kengeta
Waarde
Leesbaarheidsindex door Björnsson38.6
Flesch-Reading-Ease Index61.1
Flesch–Kincaid Grade-Level9.9
Gunning Fog Index12
Coleman–Liau Index11
SMOG Index11.2
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex10.4
Aantal karakters4.689
Aantal letters3.695
Aantal zinnen39
Aantal woorden811
Gemiddeld aantal woorden per zin20,79
Woorden met meer dan 6 letters144
Percentage lange woorden17.8%
Totaal lettergrepen1.195
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord1,47
Woorden met drie lettergrepen75
Percentage woorden met drie lettergrepen9.2%
Vragen, opmerkingen of ervaringsverslagen?

Privacyverklaring.

De beste Sprookjes

Copyright © 2024 -   Over ons | Privacyverklaring |Alle rechten voorbehouden Aangedreven door childstories.org

Keine Internetverbindung


Sie sind nicht mit dem Internet verbunden. Bitte überprüfen Sie Ihre Netzwerkverbindung.


Versuchen Sie Folgendes:


  • 1. Prüfen Sie Ihr Netzwerkkabel, ihren Router oder Ihr Smartphone

  • 2. Aktivieren Sie ihre Mobile Daten -oder WLAN-Verbindung erneut

  • 3. Prüfen Sie das Signal an Ihrem Standort

  • 4. Führen Sie eine Netzwerkdiagnose durch