Leestijd voor kinderen: 7 min
Een houtvester ging eens in het bosch op de jacht, en midden in het bosch hoorde hij het schreien van een klein kind; hij ging op het geluid af en kwam voor een hoogen boom en boven in dien boom zat een kindje. Het was zóó gekomen, dat de moeder met het kindje op den schoot, onder den boom was ingeslapen; een roofvogel had het kind bespeurd en was toegeschoten en had het in zijn snavel weggedragen, en in den hoogen boom gezet.
De houtvester klom in den boom en haalde het kind er uit en hij dacht: »ik zal het meênemen, en met Leentje samen zullen wij het opvoeden;« en hij bracht het kind naar huis en het groeide met zijn dochtertje op. Omdat het op een boom gevonden was en door een vogel was meègenomen werd het »Vogelbuit« genoemd.
Vogelbuit en Leentje hielden zóóveel, zóóveel van elkaâr, dat zij treurden als zij niet te zamen waren.
De houtvester had echter een oude huishoudster, die nam op een avond twee emmers, en ging aan het water dragen; en zij ging niet ééns om water, maar zij ging vele malen naar de bron. Leentje zag het en zei: »Hoor eens, oude Sanne! waar is al dat water voor?« »Als je het niemand oververtelt, wil ik het je wel zeggen.« Leentje beloofde, dat zij er niemand over spreken zou; toen zei de huishoudster: »Morgen vroeg als de baas op jacht is, zet ik het water op, en als het kookt gooi ik Vogelbuit er in en zal hem koken.«
En den volgenden ochtend, heel vroeg, stond de houtvester op en ging op de jacht; toen hij weg ging lagen de kinderen nog in bed en Leentje sprak tot Vogelbuit.
»Verlaat je mij niet, dan verlaat ik jou ook niet,« toen antwoordde Vogelbuit: »nu niet, en nooit!«
Toen sprak Leentje: »Ik zal het je zeggen: oude Sanne sleepte gisteren zooveel emmers water in huis; toen vroeg ik haar, waarvoor; zij zoude het mij zeggen als ik er niemand over sprak. Ik zei: »ik zal het zeker aan niemand zeggen;« toen sprak zij weêr, als vader op de jacht was, zou zij het water koken in een ketel en jou er in gooien en koken. Maar wij zullen gauw opstaan en ons vlug aankleeden en samen wegloopen.«
Dus stonden de kinderen op, kleedden zich vlug aan, en liepen weg. Toen nu het water in den ketel kookte, kwam de oude vrouw in de slaapkamer om Vogelbuit te halen en hem dan in het kokende water te gooien. Maar toen zij in de bedjes keek, waren de kinderen allebei weg; toen werd zij gruwelijk angstig en zij dacht: »wat zal ik nu zeggen, als de houtvester thuis komt, en hij merkt, dat de kinderen weg zijn? Gauw ze achter op, dat ik ze terug krijg!«
Toen stuurde de heks hun drie knechten na, die moesten hard loopen en de kinderen achterhalen. De kinderen zaten voor het bosch, en toen zij in de verte de drie knechten zagen komen, zei Leentje, tegen Vogelbuit: »Verlaat je mij niet, dan verlaat ik jou ook niet.« En Vogelbuit antwoordde: »Nu niet, en nooit.« Toen zei Leentje: »Word jij dan een rozenstruik, dan ben ik het roosje, dat er aan groeit.« Toen nu de drie knechten bij het bosch kwamen, was er niets dan een rozenstruik met een roosje, maar de kinderen waren er niet. Toen zeiden zij: »hier is niets,« en zij gingen naar huis terug en zeiden tegen de huishoudster, dat zij niets gezien hadden dan een rozenstruik met een roosje er aan. Toen werd de oude huishoudster kwaad: »Onnoozele suffers, dat jelui zijt; je hadt de rozenstruik midden door moeten snijden, en het roosje aftrekken en meè naar huis brengen; ga gauw terug en doe het!« En ze moesten nog eens gaan zoeken. De kinderen zagen hen in de verte komen, en Leentje zei: «verlaat je mij niet, dan verlaat ik jou ook niet.« En Vogelbuit antwoordde: »nu niet, en nooit.« Toen zei Leentje: »word jij dan een kerk, dan zal ik de lichtkroon er in zijn.«
Toen nu de drie knechten aankwamen was er niet anders te zien dan een kerk waarin een lichtkroon hing. Toen zeiden zij tegen elkaâr: »Er is hier niets voor ons, laat ons maar naar huis gaan.« Toen zij aankwamen vroeg de huishoudster of zij niets gevonden hadden: »neen,« zeiden zij, »wij hebben niets gevonden dan een kerk, en daarin hing een lichtkroon.« »Ezels! waarom heb jelui de kerk niet omvergehaald en de kroon mee thuis gebracht!« en toen ging de oude huishoudster zelf op het pad met de drie knechten, de kinderen achterna. De kinderen zagen de drie knechten in de verte komen en de oude huishoudster strompelde achteraan. Toen sprak Leentje: »Vogelbuit, verlaat je mij niet, dan verlaat ik jou ook niet.« »Nu niet, en nooit!« zei Vogelbuit. »Word dan een vijver,« zei Leentje, »dan ben ik het eendje dat er rondzwemt.« De huishoudster was nu aangekomen, en bij den vijver ging zij voorover liggen en wilde hem leeg drinken. Maar de eend kwam vlug gezwommen, pakte haar hoofd met den snavel en trok haar in het water: toen moest de oude heks verdrinken. De kinderen gingen nu te samen naar huis, en waren overgelukkig, en als zij niet dood zijn, leven zij nog.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
„Achtergronden bij het sprookje ‚Vogelbuit'“ van de Gebroeders Grimm is een klassiek voorbeeld van volksvertellingen die magisch realisme en onderliggende morele lessen combineren. In dit sprookje hebben we een verhaal dat begint met een opmerkelijk reddingsverhaal door een houtvester, gevolgd door een reeks avonturen waarbij loyaliteit en vindingrijkheid centraal staan.
Het verhaal begint met de ontdekking van een kind, genaamd Vogelbuit, hoog in een boom nadat het door een roofvogel was meegenomen. Dit biedt een dramatische start die de lezer direct meeneemt in de magische wereld waar ongebruikelijke gebeurtenissen op een natuurlijke wijze plaatsvinden.
Naast de spannende plot, waarin de kinderen ontsnappen aan de kwaadaardige plannen van de oude huishoudster, bevat het sprookje diepere thema’s zoals vriendschap en loyaliteit. De herhaalde belofte tussen Vogelbuit en Leentje om elkaar nooit in de steek te laten, benadrukt hun sterke band en toewijding aan elkaar. Het vermogen van de kinderen om te transformeren in verschillende objecten symboliseert wellicht hun vindingrijkheid en aanpassingsvermogen om samen elke uitdaging te overwinnen.
Verder verkent het verhaal de strijd tussen goed en kwaad. De kwaadaardige huishoudster en haar mislukte pogingen om de kinderen te vangen, resulterend in haar eigen ondergang, tonen de ultieme overwinning van rechtvaardigheid. Het sprookje eindigt in harmonie, met Vogelbuit en Leentje die in geluk verder leven, wat consistent is met het traditionele moraal van sprookjes waarin goedheid wordt beloond.
In bredere zin, zoals veel Grimm-sprookjes, biedt „Vogelbuit“ een spiegel voor sociale waarden en normen, en roept het op tot reflectie over vertrouwen, loyaliteit en de uiteindelijke triomf van het goede. Door de eeuwen heen blijven deze thema’s resoneren met lezers van alle leeftijden, waardoor de aantrekkingskracht van zulke sprookjes onverminderd blijft.
Het sprookje „Vogelbuit“ van de Gebroeders Grimm biedt, zoals veel van hun verhalen, verschillende mogelijkheden voor interpretatie en analyse.
Bescherming en Sibling Band: Centraal in het verhaal staat de sterke band tussen Vogelbuit en Leentje. Hun verbondenheid en loyaliteit aan elkaar zijn krachtig genoeg om de dreigingen van de buitenwereld te weerstaan. Dit is een veel voorkomend thema in sprookjes, waarbij familiebanden en loyaliteit belangrijke waarden zijn.
Transformatie en Overleving: De transformaties van Vogelbuit en Leentje in respectievelijk een rozenstruik, kerk, en een vijver illustreren hun vindingrijkheid en aanpassingsvermogen. Het vermogen om te transformeren kan gezien worden als een metafoor voor het overwinnen van obstakels en het beschermen van jezelf tegen gevaar. Deze transformaties zijn symbolisch voor de wijze waarop kinderen vaak creatief zijn in het omgaan met problemen.
Kwaad versus Onschuld: De oude huishoudster vertegenwoordigt het kwaadaardige en bedreigende element in het verhaal, terwijl Vogelbuit en Leentje de onschuld belichamen. De huishoudster’s herhaalde pogingen om de kinderen te grijpen, en haar uiteindelijke ondergang, kunnen worden gezien als de uiteindelijke overwinning van onschuld over het kwaad.
Natuur en Magie: Het gebruik van elementen uit de natuur (rozenstruik, vijver) en magische transformaties benadrukt de thema’s van natuurmagie en verbinding met de natuurlijke wereld. Sprookjes maken vaak gebruik van dergelijke thema’s om de grenzen tussen het gewone en het magische te vervagen.
Rol van de Heersende Volwassen Autoriteiten: De afwezige vader is een klassieke tropen in sprookjes. Zijn afwezigheid laat de kinderen kwetsbaar in een bedreigende wereld zonder hun primaire beschermer. Dit kan worden geïnterpreteerd als een commentaar op de onverschilligheid of onmacht van volwassen autoriteiten in bepaalde situaties.
Goed-Onderbouwd Moraal: Het verhaal eindigt positief voor de kinderen met de dood van de heks, een gebruikelijk slot in sprookjes van Grimm waar moraliteit en gerechtigheid uiteindelijk zegevieren. Het happy end biedt een geruststellende afsluiting voor de lezer of luisteraar, met het idee dat goed uiteindelijk het kwaad zal overwinnen.
Dit sprookje, zoals vele andere, gebruikt archetypische personages en scenario’s om levenslessen en cultuurwaarden over te brengen, en zijn open voor interpretaties afhankelijk van de context waarbinnen ze worden gelezen of verteld.
De linguïstische analyse van het sprookje „Vogelbuit“ door de Gebroeders Grimm onthult een aantal interessante aspecten die te vinden zijn in het taalgebruik, de structuur en de thematiek van het verhaal.
Oude Nederlandse woorden en constructies: Het verhaal maakt gebruik van oudere Nederlandse terminologie en zinsconstructies die tegenwoordig als archaïsch worden beschouwd, zoals „houtvester“ en „onnoozele suffers“. Dit geeft het sprookje een historische en authentieke sfeer en verbindt het met de tijd waarin het geschreven werd.
Directe en indirecte rede: Er wordt veel gebruik gemaakt van directe rede, vooral in de dialogen tussen Leentje en Vogelbuit, wat zorgt voor een levendige en directe betrokkenheid van de lezer bij het verhaal. Het sprookje volgt het klassieke thema van strijd tussen goed (de kinderen) en kwaad (de oude huishoudster), wat een kenmerkend element is van veel sprookjes van de Gebroeders Grimm.
Transformatie: Een belangrijk motief in het verhaal is transformatie. De kinderen veranderen in natuurlijke elementen (rozenstruik, kerk, vijver) om aan het gevaar te ontsnappen. Dit benadrukt thema’s van ontsnapping en vernuft.
Loyaliteit en vriendschap: De herhaalde belofte van trouw tussen Leentje en Vogelbuit – “Verlaat je mij niet, dan verlaat ik jou ook niet” – is een centraal thema en drijft het narratief voort.
Natuur: Elementen uit de natuur worden gebruikt als schuilplaatsen en bescherming, bijvoorbeeld de rozenstruik en de vijver. Dit kan duiden op een nauwe verbondenheid tussen de personages en hun omgeving.
Dieren: Het kind wordt gered door een vogel en verandert later in een eendje – dieren spelen een cruciale rol als beschermers en helpers.
Herhalingen: Het gebruik van herhalende zinsneden en situaties, zoals de transformaties door Leentje, geeft het verhaal een ritmische opbouw en versterkt het sprookjesachtige karakter.
Drievoudigheid: De structuur van drielingen (drie knechten, drie transformaties) is een veelvoorkomend element in sprookjes, wat helpt bij het creëren van verwachting en spanning. De moraal van het verhaal lijkt betrekking te hebben op loyaliteit, vriendschap, en het overwinnen van gevaar door slimheid en samenwerking, zaken die vaak centrale lessen zijn in Grimm’s sprookjes. Het verhaal weerspiegelt ook de sociaaleconomische realiteit van de tijd, waar bijgeloof (zoals heksen) en de natuur een grote rol spelen in het dagelijks leven.
Deze analyse laat zien dat „Vogelbuit“ een rijk en gelaagd sprookje is dat kenmerkend is voor de stilistische en thematische elementen van de verhalen verzameld door de Gebroeders Grimm.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 29.4 |
Flesch-Reading-Ease Index | 73.9 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 7.2 |
Gunning Fog Index | 8.9 |
Coleman–Liau Index | 8.1 |
SMOG Index | 9.1 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 6.3 |
Aantal karakters | 1.895 |
Aantal letters | 1.467 |
Aantal zinnen | 21 |
Aantal woorden | 362 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 17,24 |
Woorden met meer dan 6 letters | 44 |
Percentage lange woorden | 12.2% |
Totaal lettergrepen | 494 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,36 |
Woorden met drie lettergrepen | 22 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 6.1% |