Leestijd voor kinderen: 6 min
In oeroude tijden liep er eens een reus over de grote weg, en daar opeens sprong hem een onbekende in de weg en riep: „Halt! Geen stap meer!“ – „Wat?“ zei de reus, „jij klein wicht, dat ik tussen mijn vingers fijn kan wrijven, jij wilt me de weg versperren? Wie ben je, dat je zulke overmoedige taal uitslaat?“
„Ik ben de Dood,“ zei de ander, „niemand kan mij weerstaan, en ook jij moet mijn bevel gehoorzamen.“ Maar dat weigerde de reus, en hij begon met de Dood te worstelen.
Het was een lange, heftige worsteling en tenslotte kreeg de reus de overhand en sloeg de Dood met zijn vuist neer, zodat hij naast een grote steen ineenzonk. De reus ging verder, en daar lag de Dood, overwonnen, en zo slap, dat hij niet eens meer kon opstaan. „Wat moet dat worden,“ sprak hij, „als ik daar in die hoek blijf liggen? Dan sterft er niemand meer op de hele wereld, en die wereld wordt zó vol mensen, dat ze geen plaats meer hebben om naast elkaar te staan.“
Ondertussen kwam er een jong mens de weg op, fris en gezond, hij zong een liedje en gaf zijn ogen de kost. Toen hij de halfbewusteloze stakker zag, ging hij er vol medelijden heen, richtte hem op, gaf hem uit z’n veldfles een versterkende drank te drinken, en wachtte toen, tot hij weer bij zou komen.
„Weet je misschien,“ vroeg de vreemdeling, terwijl hij zich oprichtte, „wie ik ben, wie je weer op de been hebt geholpen?“ – „Nee,“ zei de jonge man, „ik ken u niet.“ – „Ik ben de Dood,“ sprak hij, „ik heb iedereen in mijn macht, en ook voor u kan ik geen uitzondering maken. Maar om je te laten merken, dat ik toch wel dankbaar ben, beloof ik je, dat ik je niet onvoorzien zal overvallen, maar dat ik een bode vooraf zal zenden, vóór ik kom om je te halen.“ – „Wel,“ zei de jonge man, „dat is althans winst, dat ik je komst weet, en dat ik tot zolang in elk geval zeker ben.“
Zo trok hij weer verder, was vrolijk en vol goede moed, en leefde van de ene dag in de andere. Alleen, jeugd en gezondheid zijn geen eeuwige gaven, weldra kwamen ziekte en pijn, ze plaagden hem overdag en beroofden hem ’s nachts van zijn rust. „Ik zal nog niet sterven,“ zei hij, „want eerst zendt de Dood nog zijn boden, ik wilde alleen dat de kwade dagen van ziekte nu maar voorbij waren.“ Zodra hij zich gezond voelde, begon hij weer vrolijk te leven.
Toen klopte eens op een dag iemand hem op de schouder: omziend zag hij de Dood achter zich staan, en hij zei „Volg mij. Uw uur van afscheid van deze wereld is gekomen.“
„Wat nou?“ zei de man, „wilt u uw woord breken? Hebt u me niet beloofd, dat u mij, vóór u zelf zou komen, eerst een bode zou zenden? Ik heb niemand gezien!“
„Zwijg!“ sprak de Dood, „heb ik u niet vele boden gezonden, de ene na de andere? Kwam er geen koorts die u aanstak, uw leden deed beven en u neerwierp op het ziekbed? Hebben duizelingen u niet het hoofd beneveld? Trok de jicht u niet aan al uw leden? Suisden de oren niet? Knaagde er geen kiespijn achter de wangen? Kwam er geen floers voor uw ogen? En bovendien, heeft mijn tweelingbroeder, de Slaap, u niet elke avond aan mij herinnerd? Lag u ’s nachts niet alsof u al gestorven was?“
Hierop kon de man niets antwoorden, hij gaf zich over aan zijn lot en ging met de Dood mee.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
„De boden van de dood“ is een sprookje waarin de Gebroeders Grimm de onvermijdelijkheid en de alomtegenwoordigheid van de dood verkennen. In dit verhaal ontmoet een reus de Dood en probeert zich tegen hem te verzetten. De reus slaagt erin de Dood tijdelijk te overmeesteren, maar daarmee ontwricht hij de natuurlijke orde van de wereld. Uiteindelijk herstelt een jonge man de Dood in zijn kracht, in de veronderstelling dat de Dood hem uit dankbaarheid niet onverwachts zal komen halen.
Het centrale thema van het sprookje is de onontkoombare en onvoorspelbare aard van de dood. Ondanks de beloften van de Dood om vooraf een waarschuwing te sturen, realiseert de jonge man zich pas te laat dat de waarschuwingssignalen – in de vorm van ziekte en ouderdom – al lang bij hem waren aangekomen. De Dood herinnert hem aan al die tekenen die hij negeerde, waardoor de man zijn lot moet accepteren.
Dit verhaal benadrukt de gedachte dat de dood een natuurlijke en onafwendbare afsluiting is van het leven en dat de mens, ondanks pogingen om het tij te keren of het einde uit te stellen, uiteindelijk de vergankelijke aard van het bestaan moet erkennen. Dit afscheid van de wereld is voorgesteld als een integraal gedeelte van het leven, vergelijkbaar met de manier waarop de nacht volgt op de dag, gesymboliseerd door de rol van de slaap als een ‚kleine dood‘. Het sprookje nodigt lezers uit om de tekenen van de vergankelijkheid te erkennen en te accepteren als een onlosmakelijk deel van het leven.
Het sprookje „De boden van de dood“ van de Gebroeders Grimm vertelt het verhaal van een reus die de Dood tegenkomt en met hem worstelt. Na deze ontmoeting kan de Dood niet langer zijn plicht vervullen, wat leidt tot een probleem omdat niemand meer sterft en de wereld overbevolkt raakt. Een behulpzame jongeman helpt de Dood weer op de been, en als dank belooft de Dood hem dat hij altijd een waarschuwing zal krijgen voordat hij sterft.
Het verhaal gaat verder met de man die in de daaropvolgende jaren ziek wordt, maar steeds herstelt. Hij blijft geloven dat hij veilig is tot de Dood hem persoonlijk komt halen. Wanneer zijn tijd uiteindelijk komt, en de Dood voor hem staat, is de man verontwaardigd omdat hij denkt dat de Dood zijn belofte heeft gebroken. De Dood wijst hem er echter op dat de vele ziekten en kwalen die hij heeft ervaren de beloofde waarschuwingen waren.
Dit sprookje kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd:
Onvermijdelijkheid van de dood: Het verhaal onderstreept dat de dood uiteindelijk onvermijdelijk is. Ondanks de belofte van een waarschuwing, kan niemand eraan ontsnappen wanneer het moment daar is.
Levensles over bewustzijn: Het sprookje leert ons dat waarschuwingen en signalen vaak al om ons heen zijn, maar dat we er niet altijd bewust van zijn of ze serieus nemen.
Symboliek van ziekte en ouderdom: De boden van de dood kunnen worden gezien als een metafoor voor ouderdom en de fysieke aftakeling die daarmee gepaard gaat. De tekenen zijn overduidelijk, maar worden vaak genegeerd.
De rol van medemenselijkheid: De jonge man helpt de Dood zonder te weten wie hij is, wat zijn medemenselijkheid laat zien. Dit benadrukt het idee dat goede daden niet altijd onmiddellijk worden beloond zoals verwacht.
Het sprookje biedt dus een reflectie op hoe mensen omgaan met de tekenen van hun sterfelijkheid en hoe ze vaak het onvermijdelijke negeren totdat het niet langer kan worden ontkend.
Het sprookje „De boden van de dood“ van de Gebroeders Grimm biedt interessante materialen voor een linguïstische analyse. Hieronder vind je een overzicht van enkele linguïstische aspecten die in dit sprookje naar voren komen:
Gebruik van verouderde vormen: Het sprookje bevat enkele archaïsche woorden en vormen die typerend zijn voor oudere versies van de Nederlandse taal, zoals „zoek,“ „richtte,“ en „versteken. “
Verkleinwoorden: Het gebruik van verkleinwoorden zoals „wijsje“ dragen bij aan de sprookjesachtige en volkse vertelstijl.
Inversie: Het sprookje maakt gebruik van inversie in de zinsopbouw, wat typerend is voor literair en ouderwets taalgebruik.
Bijvoorbeeld: „Dan sterft er niemand meer op de hele wereld“ in plaats van de directere zinsvolgorde „Dan sterft niemand meer op de hele wereld. “
Dialoog en directe rede: Veel van het verhaal wordt via dialoog verteld, en hierin wordt vaak een ouderwetse hoffelijkheid en directe aanspreekvorm gebruikt, zoals „jij klein wicht. “
Symboliek: Het sprookje zit vol met symboliek, bijvoorbeeld de reus als symbool voor de onoverwinnelijkheid van de dood, en de jongeman als symbool voor onschuld en naïviteit.
Metaforen en personificatie: De dood wordt gepersonifieerd als een karakter in het verhaal, wat bijdraagt aan de symbolische diepgang van het sprookje.
Belofte en overeenkomsten: Een pragmatisch thema is het maken en breken van beloften, zoals de belofte van de Dood om een bode te sturen, wat een morele les met zich meebrengt over de onbetrouwbaarheid van de dood.
Communicatie en misverstand: Er is een element van tragische ironie en misverstand, wanneer de man de boden van de Dood niet herkent als waarschuwingen.
Klassieke vertelling: Het verhaal heeft een traditionele sprookjesstructuur met een duidelijke morele boodschap.
Didactische elementen: Zoals veel sprookjes van Grimm, bevat dit verhaal een moraliserende boodschap over de onvermijdelijkheid van de dood en de tekenen die er op wijzen.
Deze elementen samen maken „De boden van de dood“ tot een rijke tekst die niet alleen qua inhoud maar ook qua stijl iets te zeggen heeft over de cultuur en de tijd waarin het werd geschreven. Het gebruik van taal versterkt de thema’s van onontkoombaarheid en voorbode in dit specifieke sprookje.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 177 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 335 |
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, PT, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 26.9 |
Flesch-Reading-Ease Index | 77 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 6.4 |
Gunning Fog Index | 8.5 |
Coleman–Liau Index | 7.8 |
SMOG Index | 8.7 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 5.2 |
Aantal karakters | 3.201 |
Aantal letters | 2.423 |
Aantal zinnen | 39 |
Aantal woorden | 605 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 15,51 |
Woorden met meer dan 6 letters | 69 |
Percentage lange woorden | 11.4% |
Totaal lettergrepen | 816 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,35 |
Woorden met drie lettergrepen | 35 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 5.8% |