Leestijd voor kinderen: 6 min
Toen Onze Lieve Heer de wereld had geschapen en aan alle schepselen de tijd van leven wilde toebedelen, kwam de ezel ook en hij vroeg: „Heer, hoe lang moet ik leven?“ – „Dertig jaren,“ antwoordde God, „vind je dat goed?“ – „Ach Heer,“ zei de ezel, „dat is zo lang. Denk nu eens aan mijn moeitevol bestaan; van de morgen tot aan de nacht zware lasten dragen, korenzakken naar de molen slepen, opdat anderen daar brood van krijgen, door niets word ik aangemoedigd dan door slagen en schoppen, en dat is mijn enige opfrissing! Ontlast me van een deel van die lange levenstijd.“ God had medelijden en schonk hem achttien jaren. De ezel ging getroost weg. En toen kwam de hond. „Hoe lang wou jij leven?“ vroeg God hem, „de ezel vindt dertig jaar teveel, maar jij zult er wel tevreden mee zijn.“ – „Here,“ sprak de hond, „is het Uw wil? Denk toch eens hoe ik draven moet, dat houden mijn poten zo lang niet uit; en als ik dan geen stem meer heb om te blaffen en geen tanden meer om te bijten, wat blijft er dan nog anders voor me over, dan van de ene hoek naar de andere te lopen en te knorren.“ God zag, dat hij gelijk had, en hij schonk hem twaalf jaar.
Toen kwam de aap. „Jij wilt zeker wel graag dertig jaar hebben?“ sprak de Heer tot hem: „jij hoeft niet te werken als de ezel en de hond, en je bent altijd in je knollentuin.“ – „Och Here,“ antwoordde hij, „dat lijkt nu wel zo, maar zo is het niet. Als het gerstebrei regent, dan heb ik geen lepel. Ik moet altijd maar grappen maken, rare gezichten trekken, om de mensen aan het lachen te maken, en als ze me dan nog een appel geven en ik bijt er in – dan is hij zuur. Hoe vaak is er droefheid achter de grap! Dat hou ik geen dertig jaar uit.“ God was genadig en schonk hem tien jaar. Eindelijk verscheen de mens. Hij was vrolijk, gezond en fris en hij bad God, hem zijn levenstijd te bepalen. „Dertig jaar kun je krijgen,“ zei de Heer, „is dat goed?“ – „Wat een korte tijd!“ riep de mens, „als ik mijn huis heb gebouwd en het vuur brandt in mijn eigen haard, en als ik bomen heb geplant die bloeien en vrucht dragen, en als ik dan van mijn leven denk te kunnen genieten, dan moet ik al doodgaan! O Heer, verleng mijn tijd!“ – „Ik zal er je de achttien jaar van de ezel bij doen,“ zei de God. „Dat is niet genoeg!“ antwoordde de mens. „Dan kun je ook nog de twaalf jaren van de hond krijgen.“ – „Nog altijd te weinig!“ – „Wel!“ sprak God, „dan zal ik er nog de tien jaar van de aap bijvoegen, maar meer krijg je ook niet.“ De mens ging weg, maar tevreden was hij niet. Dus leeft de mens zeventig jaar. De eerste dertig jaar zijn de menselijke jaren: die gaan snel voorbij. Dan is hij gezond, vrolijk, werkt met plezier en verheugt zich over zijn bestaan. Maar dan komen de achttien jaren van de ezel. Dan wordt hem de ene last na de andere opgelegd; hij moet het koren dragen dat anderen tot voedsel strekt, en slaag en schoppen zijn het loon van zijn dienstbaarheid. Dan komen de twaalf jaren van de hond, dan ligt hij in de hoek, gromt, en heeft geen tanden meer om te bijten. En als die jaren voorbij zijn, dan vormen de tien jaar van de aap het slot. Dan is de mens een zwakhoofd en een dwaas, dan doet hij domme dingen en wordt voor de kinderen tot spot!

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
Dit verhaal van de Gebroeders Grimm, „De duur van het leven,“ is een allegorische vertelling die de verschillende levensfasen van de mens op een humoristische en satirische manier belicht. Het verhaal begint met de schepping van de wereld door God, die vervolgens aan elk schepsel op aarde een bepaalde levensduur toebedeelt. Elk dier komt op zijn beurt om te klagen dat hun aanvankelijk toegekende levensduur te lang is gezien hun werkelijke omstandigheden:
De Ezel: Hij klaagt dat zijn leven vol hard werken en slavernij is, en God neemt 18 jaar terug van zijn aanvankelijke 30 jaar.
De Hond: Hij zegt dat hij het fysiek niet volhoudt om zo lang te leven, en God vermindert zijn levenstijd met 12 jaar.
De Aap: Hij stelt dat zijn leven vol oppervlakkig vermaak is zonder echte voldoening, en hij krijgt een vermindering van 10 jaar.
Wanneer de mens aan de beurt komt, vindt hij 30 jaar te kort. God besluit hem de resterende jaren van de ezel, de hond en de aap als extra levensjaren te geven. Dit leidt ertoe dat de gemiddelde levensduur van een mens 70 jaar wordt, verdeeld over fases die overeenkomen met de levens van de dieren:
–
30 „menselijke“ jaren: Vol energie, plezier en productiviteit.
18 jaren van de ezel: Belast met verantwoordelijkheden en harde arbeid.
12 jaren van de hond: Gevangen in routines, verlies van fysieke en mentale scherpte.
10 jaren van de aap: In een staat van zwakheid en spot, vaak een bron van amusement voor jongere generaties.
Dit verhaal benadrukt de lastige aspecten van het ouder worden en beschrijft met een vleugje humor hoe de mens, net als deze dieren, verschillende moeilijkheden door het leven heen tegenkomt.
Dit verhaal van de Gebroeders Grimm, getiteld „De duur van het leven,“ bevat een interessante reflectie op de levensloop van de mens in vergelijking met die van andere dieren. Het legt uit hoe de mens niet tevreden is met de initiële levensduur die God hem toekent en daarom vraagt om verlenging, wat resulteert in een gedeeltelijke overname van de levensjaren van de ezel, de hond en de aap.
De moraal van het verhaal draait om de verschillende fases van het leven. De eerste dertig jaar, beschreven als de „menselijke jaren,“ zijn de beste jaren van gezondheid en vreugde. De daaropvolgende achttien jaren, afkomstig van de ezel, vertegenwoordigen de werkend en belastende middenjaren. Daarna volgen twaalf jaren van veroudering en terugtrekking, vergelijkbaar met het leven van een oude hond. Tot slot zijn er tien jaren van zwakte en spot, zoals die van een aap die grappen maakt maar tegelijkertijd het mikpunt van hoon is.
Deze allegorie suggereert dat het leven van de mens bestaat uit verschillende fasen, elk met hun eigen uitdagingen en karakteristieken. Hoewel de mens meer jaren wenst om van het leven te genieten, komen deze extra jaren met lasten die niet altijd even plezierig zijn. Het verhaal nodigt uit tot reflectie over tevredenheid en de menselijke neiging om altijd meer te verlangen zonder de consequenties daarvan te overzien.
De „Duur van het Leven“ van de Gebroeders Grimm is een interessant sprookje dat op satirische wijze de verschillende levensfases van de mens beschrijft. Het verhaal gebruikt dierenpersonages om de ontevredenheid van het leven en de bijbehorende verantwoordelijkheden en lasten te illustreren, wat resulteert in een diepere reflectie op de menselijke conditie.
Structuur en Thema: Het verhaal is opgebouwd rondom een ontmoeting tussen verschillende schepselen (de ezel, de hond, de aap) met God, waarin elk wezen zijn levensduur bespreekt. Uiteindelijk krijgt de mens de gezamenlijke restlevens van de dieren, wat zijn totale leven tot zeventig jaar verlengt. Het thema richt zich op de perceptie van tijd en verantwoordelijkheid. Ondanks de verkregen jaren van extra leven, blijft de mens ontevreden, wat een reflectie op menselijke hebzucht en ontevredenheid kan zijn.
De Ezel: symboliseert hard werken en weerstand tegen lasten. Zijn verkorting van het leven verwijst naar de zware arbeid die hij niet wil voortzetten.
De Hond: vertegenwoordigt loyaliteit maar ook fysieke uitputting. Zijn jaren zijn gevuld met draven en uiteindelijk nutteloosheid.
De Aap: staat voor amusement en oppervlakkige vrolijkheid die uiteindelijk vermoeiend is. De droefheid achter de grap symboliseert de pijn van het niet erkend worden.
Dramatische Ironie: Er is een sterke aanwezigheid van dramatische ironie in het verhaal. Mensen verlangen naar een langer leven, maar uiteindelijk worden deze extra jaren als minder prettig ervaren, doordat ze de eigenschappen van de dierenjaren aannemen.
Taalgebruik en Stijl: De taal in het sprookje is eenvoudig maar effectief, wat gebruikelijk is in volksverhalen. De dialogen zijn direct en benadrukken de ontevredenheid van elk schepsel. De stijl heeft een moraliserende toon; door de structuur van het verhaal krijgt de lezer inzicht in de verschillende stadia van het menselijk leven met een kritische, bijna sarcastische ondertoon.
Moraal en Reflectie: Het sprookje biedt een ironische kijk op de levensverwachtingen van mensen en het onvermogen om tevreden te zijn met wat men heeft. Het nodigt uit tot reflectie over het doel en de kwaliteit van het leven, in plaats van alleen kwantiteit.
Door het gebruik van antropomorfisme en satirische elementen, legt „De Duur van het Leven“ op een briljante manier menselijke zwakheden bloot en herinnert het ons aan de waarde van elke levensfase, ondanks de inherente uitdagingen.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 176 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 173 und 828 |
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, FR, PT, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 23.9 |
Flesch-Reading-Ease Index | 81.1 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 5.4 |
Gunning Fog Index | 7.6 |
Coleman–Liau Index | 7.5 |
SMOG Index | 8.1 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 4.2 |
Aantal karakters | 3.214 |
Aantal letters | 2.434 |
Aantal zinnen | 44 |
Aantal woorden | 614 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 13,95 |
Woorden met meer dan 6 letters | 61 |
Percentage lange woorden | 9.9% |
Totaal lettergrepen | 810 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,32 |
Woorden met drie lettergrepen | 31 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 5% |