Childstories.org
  • 1
  • Alle sprookjes
    van Grimm
  • 2
  • Gesorteerd op
    leestijd
  • 3
  • Perfect voor
    het voorlezen
Duimedik
Duimedik Märchen

Duimedik - Sprookje van de Gebroeders Grimm

Leestijd voor kinderen: 16 min

Er was eens een arme boer die ’s avonds bij de haard zat en het vuur oppookte terwijl zijn vrouw zat te spinnen. Toen zei hij: „Wat is het toch jammer dat we geen kinderen hebben! Het is zo stil bij ons, en bij andere mensen is het altijd druk en vrolijk.“

„Ja,“ zei de vrouw zuchtend, „al was het er maar één, en al was het nog zo klein, al was het maar zo groot als mijn duim, dan zou ik toch tevreden zijn, we zouden er veel van houden.“

Duimedik Sprookje

Nu gebeurde het dat de vrouw zwanger werd en na zeven maanden kreeg ze een kindje. Het was gezond van lijf en leden, maar het was niet groter dan een duim. Toen zeiden ze:

„Kijk, hij is precies zoals we hebben gewenst en het is ons eigen lieve kind.“

En ze noemden hem Klein Duimpje. Zij gaven hem goed te eten, maar het kind groeide niet en bleef precies even groot als in zijn eerste levensuur; maar hij keek verstandig uit zijn ogen en het bleek al gauw een slim en handig ventje te zijn, want waar hij ook aan begon, hij bracht het altijd tot een goed einde.

Op een dag ging de boer naar het bos om hout te hakken en toen mompelde hij: „Nu zou ik wel willen dat er iemand mij de kar achterna brengt.“

„O, vader,“ riep Klein Duimpje, „voor de kar zal ik wel zorgen, reken er maar op dat die precies op tijd bij u is.“ Toen lachte de vader: „Hoe kan dat nu, je bent immers veel te klein om het paard aan de teugel te voeren.“ – „Dat hindert niet, vader, als moeder hem inspant, dan ga ik in het oor van het paard zitten en dan zeg ik wel hoe hij moet lopen.“ – „Goed,“ antwoordde de vader, „we kunnen het wel eens voor een keertje proberen.“

Toen het tijd was spande moeder het paard in en Klein Duimpje ging in het oor van het paard zitten en hij riep hoe het paard moest lopen: „Hu! Hö, naar recht! Naar links!“ Dat ging heel goed en de kar ging rechtstreeks het bos in. Nu gebeurde het dat hij juist een hoek omsloeg en Klein Duimpje „Links, links!“ riep, toen er twee vreemde mannen langs kwamen.

„Wel,“ zei de één, „wat is dat nou? Daar gaat een kar en ik hoor een voerman het paard toeroepen, maar ik zie hem nergens!“ – „Dat is raar,“ zei de ander, „laten we de kar volgen en zien waar hij naar toe gaat.“

Duimedik Sprookje

De wagen ging helemaal het bos in en kwam precies op de plek waar het hout werd gehakt. Toen Klein Duimpje zijn vader zag, riep hij: „Zie je nu wel vader, hier ben ik met de kar, haal me nu maar naar beneden.“ De vader pakte het paard met zijn linkerhand en haalde met zijn rechterhand Klein Duimpje uit het oor, die heel vrolijk op een strohalm ging zitten.

De twee mannen zagen Klein Duimpje en van verbazing wisten ze niet wat ze moesten zeggen. Toen zei de één fluisterend tegen de ander: „Dat kereltje kon ons wel eens geld en geluk brengen, als we hem in een grote stad tegen betaling vertonen – laten we hem kopen!“ Ze gingen naar de boer en zeiden: „Verkoop dat ventje maar aan ons, hij zal het goed bij ons hebben!“ – „Nee,“ antwoordde de vader, „hij is mijn oogappel en hij is voor geen geld van de wereld te koop.

Maar toen Klein Duimpje van de handel hoorde, kroop hij langs de jas van vader omhoog, ging op zijn schouder staan en zei in zijn oor: „Vader, geef me maar weg, ik kom wel weer terug.“ Toen gaf de vader hem voor een flinke som geld aan de beide mannen.

„Waar wil je zitten?“ vroegen ze hem. „Och, zet me maar op de rand van je hoed, dan kan ik naar voren en naar achteren lopen en de omgeving zien, ik val toch niet.“ Zo gezegd, zo gedaan. Klein Duimpje nam afscheid van zijn vader en ze gingen op weg. Ze liepen tot het donker werd. Toen zei de kleine: „Haal me eraf, ik moet even op de grond, want ik moet heel nodig.“ – „Blijf jij maar boven,“ zei de man op wiens hoed hij zat, „het kan mij niets schelen, de vogels laten er ook wel eens wat op vallen.“

Duimedik Sprookje

„Nee,“ zei Klein Duimpje, „ik weet best hoe het hoort, en ik wil gauw naar beneden.“

De man nam zijn hoed af en zette de kleine op een akker langs de weg. Hij kroop een eindje tussen de aardkluiten en toen sloop hij ineens in een muizenhol dat hij gezien had. „Goedenavond heren, gaan jullie maar lekker naar huis zonder mij!“ riep hij hun spottend na en lachte hen uit. Ze kwamen dichterbij en staken met stokken in het muizenhol, maar dat was vergeefse moeite. Klein Duimpje kroop steeds verder weg en daar het al bijna donker was, keerden ze boos en platzak naar huis terug.

Duimedik SprookjeBeeld: Paul Hey (1867 – 1952)

Toen Klein Duimpje merkte dat ze weg waren kroop hij te voorschijn uit de onderaardse gang. „Het is in het donker gevaarlijk lopen op het land,“ zei hij, „je breekt zo je hals en je benen!“ Gelukkig stuitte hij op een leeg slakkenhuis. „Goddank,“ zei hij, „daar kan ik in overnachten,“ en hij ging erin zitten. Juist wilde hij inslapen, of hij hoorde twee mannen langs komen en de één zei: „Hoe zullen we het aanleggen om die rijke pastoor zijn geld en zijn zilver af te pikken?“

„Dat zou ik wel weten,“ riep Klein Duimpje er tussendoor.

„Wat was dat?“ zei de ene dief verschrikt, „daar sprak iemand.“

Ze bleven staan luisteren. Toen zei Klein Duimpje weer: „Neem me mee, ik kan jullie wel helpen.“

„Waar ben je dan?“

„Zoek maar op de grond, en let goed op waar mijn stem vandaan komt,“ antwoordde hij. Zo vonden de dieven hem eindelijk en raapten hem op. „Zo’n klein ding, hoe wou jij ons helpen?“ zeiden ze. „Kijk,“ zei hij, „ik kruip tussen de tralies de kamer van de pastoor binnen en geef daardoor jullie aan wat jullie maar hebben willen.“ – „Goed,“ zeiden ze, „we zullen eens zien of je dat kan.“

Duimedik Sprookje

Ze kwamen bij de pastorie en Klein Duimpje kroop de kamer binnen en schreeuwde zo hard als hij kon: „Willen jullie alles hebben wat hier is?“ De dieven schrokken en zeiden: „Praat toch zachtjes, anders wordt er iemand wakker.“ Dat hoorde de keukenmeid die in de binnenkamer sliep en ze richtte zich in bed op om te luisteren. De dieven echter waren van schrik een eindje weggelopen. Eindelijk durfden ze weer en ze dachten: dat kleine ventje wil ons voor de gek houden. Zo kwamen ze terug en fluisterden: „Nu geen geintjes meer, geef ons wat aan.“

Toen schreeuwde Klein Duimpje weer zo hard hij kon: „Ik zal jullie alles wel geven, steek je handen maar uit.“ Dat hoorde de keukenmeid heel duidelijk en ze sprong uit haar bed en ging naar het raam. De dieven renden weg alsof de dood hen op de hielen zat, maar de meid had niets gezien en stak een kaars aan. Toen ze daarmee aan kwam lopen, vluchtte Klein Duimpje ongezien naar de schuur en de keukenmeid zocht alle hoeken door. Maar ze kon niets vinden en toen ging ze maar weer naar bed en geloofde ze dat ze met open oren en ogen had gedroomd.

Klein Duimpje was wat rondgekropen in het hooi en had een mooi plaatsje gevonden om te slapen. Daar kon hij uitrusten tot het dag was en dan weer naar huis naar zijn ouders terugkeren. Maar hij zou eerst nog wat anders beleven. Ja, er is veel verdriet en ellende op de wereld!

De meid kwam bij het eerste ochtendlicht uit bed om het vee te voeren. Eerst ging ze naar de schuur waar ze een arm vol hooi pakte, juist daar waar het arme Klein Duimpje in lag te slapen. Maar hij sliep zo vast dat hij niets merkte en pas wakker werd, toen hij in de mond van de koe zat, die hem met het hooi mee opat.

„O jee, waar ben ik nu in terecht gekomen!“ riep hij. Maar al gauw begreep hij waar hij was. Nu was het oppassen dat hij niet tussen de kiezen kwam en vermalen werd. Maar tenslotte moest hij toch mee de maag in.

„In dit kamertje zijn de vensters vergeten,“ zei hij, „en de zon schijnt er niet en er wordt ook geen licht gebracht.“ Trouwens, hij vond het een lelijk en onaangenaam verblijf. En er kwam steeds maar meer vers hooi door de deur naar binnen. Het werd er steeds nauwer. Eindelijk riep hij in zijn angst zo luid hij kon:

„Geen eten meer! Geen eten meer!“

De meid was juist bezig de koe te melken.

Duimedik SprookjeBeeld: Paul Hey (1867 – 1952)

En toen ze hoorde praten zonder iemand te zien en met dezelfde stem die ze ’s nachts ook had gehoord, schrok ze zo dat ze van haar krukje viel en de melk over de grond morste. Zo hard ze kon vloog ze naar de pastoor en riep: „Ach meneer pastoor, de koe heeft gepraat.“ – „Je bent gek,“ zei de pastoor, maar hij ging toch zelf naar de stal om te kijken wat er aan de hand was. Nauwelijks had hij zijn voet binnen de stal gezet of Klein Duimpje riep weer:

„Geen eten meer! Geen eten meer!“

Toen schrok de pastoor ook en hij dacht dat er een boze geest in de koe was gevaren zodat hij besloot dat de koe afgemaakt moest worden. Ze werd geslacht, maar de maag waarin Klein Duimpje nog zat, werd op de mesthoop gegooid. Klein Duimpje had grote moeite zich een weg naar buiten te banen, maar hij slaagde er toch in wat ruimte te maken. Nauwelijks had hij zijn hoofd naar buiten gestoken of er gebeurde een nieuwe ramp.

Een hongerige wolf kwam voorbij en slokte de hele maag in één hap naar binnen. Klein Duimpje verloor de moed niet. „Misschien,“ dacht hij, „is er met die wolf te praten,“ en hij riep hem toe uit zijn buik:

„Lieve wolf, ik weet erg lekker eten voor je.“

„Waar dan?“ vroeg de wolf.

„In een huis dat ik ken. Daar moet je door het kelderraam naar binnen kruipen en dan vind je koek, spek en worst, zoveel je maar hebben wilt!“ En hij beschreef hem heel precies het huis van zijn vader. Dat liet de wolf zich geen twee keer zeggen en hij kroop ’s nachts door het kelderraam naar binnen en at zich dik en rond in de provisiekamer.

Duimedik Sprookje

Toen hij verzadigd was wilde hij weer weg, maar hij was zo dik geworden dat hij het kelderraam niet meer uit kon! Daar had Klein Duimpje op gerekend en hij begon in de buik van de wolf een geweldig lawaai te maken, hij gilde en schreeuwde zo hard hij maar kon.

„Wil je wel eens stil zijn!“ zei de wolf, „je maakt iedereen wakker!“ – „Nou en,“ zei Klein Duimpje, „jij hebt je volgevreten, dus laat mij nu ook eens een pretje hebben,“ en hij begon weer opnieuw uit alle macht te schreeuwen. Eindelijk werden zijn vader en zijn moeder er wakker van en ze liepen naar de provisiekamer en keken door een kier naar binnen. Toen ze zagen dat daar een wolf zat, renden ze hard weg en de man haalde een bijl en de vrouw een zeis. „Blijf achter me,“ zei de man bij het binnegaan, „als ik hem een klap heb gegeven en hij is nog niet dood, dan moet jij op hem inhakken en zijn lichaam met de zeis openrijten.“

Toen Klein Duimpje de stem van zijn vader hoorde, riep hij: „Vader, ik ben hier! Ik zit in de buik van de wolf!“ Vol vreugde sprak de vader: „We hebben ons lief kind teruggevonden!“ en hij liet zijn vrouw de zeis wegzetten om Klein Duimpje geen letsel toe te brengen. Toen zwaaide hij zijn bijl en sloeg de wolf zo hard op zijn kop, dat hij dood neerviel.

Duimedik Sprookje

Ze haalden mes en schaar, sneden zijn lichaam open en trokken Klein Duimpje er weer uit.

„O, wat hebben we om jou een zorg en angst uitgestaan!“ riep de vader. „Ja, vader, ik heb heel wat van de wereld gezien, maar ik ben blij dat ik weer frisse lucht opsnuif!“ – „Waar ben je dan allemaal geweest?“ – „O, vader, ik ben in een muizenhol geweest en in een koeienmaag en in een wolfsbuik – maar nu blijf ik hier bij jullie!“ – „En we zullen je voor geen goud ter wereld meer verkopen,“ zeiden de ouders en ze kusten en liefkoosden hun lieve zoontje. Ze gaven hem eten en drinken en nieuwe kleren – want de zijne waren op zijn reis helemaal versleten.

Duimedik Sprookje
LanguagesLearn languages. Double-tap on a word.Learn languages in context with Childstories.org and Deepl.com.

Achtergronden

Interpretaties

Tekstanalyse

Het sprookje „Duimedik“ van de Gebroeders Grimm is een klassiek verhaal dat de avonturen van een kleine jongen, niet groter dan een duim, vertelt. Zoals veel sprookjes van de Gebroeders Grimm, bevat het verhaal magische en wonderlijke elementen die de verbeelding prikkelen.

Het verhaal begint met een kinderloos boerenpaar dat zo’n groot verlangen naar een kind heeft, dat ze zelfs gelukkig zouden zijn met een kind zo klein als een duim. Hun wens gaat in vervulling en het kind, Klein Duimpje genaamd, wordt geboren. Hoewel hij niet groeit, is hij zeer intelligent en vindingrijk.

Klein Duimpje beleeft allerlei avonturen, ondanks of dankzij zijn geringe grootte. Zijn vermogen om in en uit allerlei benarde situaties te kruipen, zoals het oor van een paard of de maag van een koe, onderschrijft zijn slimme en behendige aard. Hij weet zelfs dieven en een wolf te slim af te zijn, en keert uiteindelijk veilig terug naar zijn ouders.

De thema’s in het verhaal draaien om wensen, familiebanden, avontuur en de kracht van vindingrijkheid. Klein Duimpje is een vertederend personage dat ondanks zijn grootte een groots avontuur beleeft en laat zien dat moed en slimme oplossingen belangrijker zijn dan fysieke kracht. Zoals zoveel sprookjes, eindigt „Duimedik“ met een positieve noot: de hereniging van het gezin en de belofte dat ze Klein Duimpje nooit meer zullen verkopen, wat hun liefde voor hem benadrukt.

Het verhaal brengt een tijdloze boodschap over dat grootte en kracht niet allesbepalend zijn en dat zelfs de kleinste persoon moedige en indrukwekkende daden kan verrichten.

„Duimendik“ is een sprookje van de Gebroeders Grimm dat draait om een heel klein jongetje, Klein Duimpje, dat niet groter is dan een duim. Ondanks zijn geringe grootte is Klein Duimpje uiterst vindingrijk en avontuurlijk. In het verhaal wenst een kinderloos boerenpaar een kind, zelfs al zou het zo klein zijn als een duim, en hun wens wordt vervuld. Het kind blijft klein van gestalte, maar ontwikkelt zich tot een slim en moedig jongetje.

De kern van het verhaal bevat meerdere thema’s en interpretatiemogelijkheden:

Wensvervulling en de consequenties: De ouders wensen een kind, ongeacht hoe klein het is, en hun wens komt uit. Dit wijst op de thematiek van wensvervulling en de onverwachte gevolgen daarvan. Het kind voldoet weliswaar aan hun wens, maar het veroorzaakt ook onverwachte uitdagingen en avonturen.

Klein maar dapper: Klein Duimpje symboliseert dat fysieke grootte niet gelijk staat aan kracht of bekwaamheid. Ondanks zijn kleine formaat is Klein Duimpje zeer inventief en weet hij zich uit tal van lastige situaties te redden. Het verhaal prijst slimheid en vindingrijkheid boven pure fysieke kracht.

Onafhankelijkheid en avontuur: Klein Duimpje verlaat zijn ouders en onderneemt zelfstandig avonturen, die hem in contact brengen met vreemde mannen en gevaarlijke situaties zoals gevangen raken in de maag van een koe en een wolf. Deze avonturen kunnen worden geïnterpreteerd als een metafoor voor volwassen worden en onafhankelijkheid verwerven.

Thuis als veilige haven: Ondanks zijn avonturen en tegenslagen keert Klein Duimpje terug naar zijn ouders. Het verhaal benadrukt de waarde van familie en dat er altijd een plek is waar men geliefd en geaccepteerd wordt, ongeacht de reis of ervaringen.

Moraliteit en vertrouwen: Het verhaal kan ook worden gezien als een les over vertrouwen en moraliteit. De ouders laten zich overhalen om hun kind voor geld aan vreemden te verkopen, maar uiteindelijk wordt het gezin weer herenigd. Dit toont mogelijk de gedachte dat liefde en familiebanden uiteindelijk belangrijker zijn dan materiële rijkdom.

In essentie vertelt „Duimendik“ een avontuurlijk verhaal dat jong en oud leert over de waarde van vindingrijkheid, liefde en de banden van familie, ongeacht hoe ver of avontuurlijk de reis is.

Linguïstische Analyse van ‚Duimedik‘ – Gebroeders Grimm

1.

Inleiding: Het sprookje ‚Duimedik‘ van de Gebroeders Grimm is een klassiek narratief waarin verschillende talige kenmerken en structuren onthuld kunnen worden. Dit verhaal is een rijke bron voor linguïstische analyse, omdat het een variëteit aan literaire en stilistische elementen bevat die typerend zijn voor sprookjes. Hierin worden enkele van deze elementen besproken, met een focus op morfologie, syntaxis, semantiek, en pragmatiek.

2.

Morfologische Analyse: Verkleinwoordvorming: De naam „Klein Duimpje“ zelf is een verkleinwoord. In de Nederlandse taal worden verkleinwoorden vaak gevormd door het achtervoegsel -je toe te voegen, wat een affectieve of vermindering in grootte aanduidt. Dit past bij het thema van het verhaal dat draait om een klein, maar vindingrijk personage.

Werkwoordvervoegingen: Zoals in de meeste narratieven is er een rijk gebruik van verschillende werkwoordstijden. De verleden tijd domineert, wat typisch is voor verhalen die gebeurtenissen uit het verleden vertellen.

3.

Syntactische Analyse: Zinscomplexiteit: Het verhaal maakt gebruik van relatief eenvoudige zinnen. Veel zinnen zijn van gemiddelde lengte en bevatten een duidelijke subject-werkwoord-object structuur. Dit draagt bij aan de begrijpelijkheid van het verhaal voor een jong publiek.

Directe en indirecte rede: Er wordt veel gebruik gemaakt van directe rede, wat de interacties tussen de personages levendiger maakt.

Bijv. : „Vader, geef me maar weg, ik kom wel weer terug. “

4.

Semantische Analyse: Thematiek: Het sprookje behandelt thema’s als vindingrijkheid, avontuur, en familiebanden. De thematische ontwikkeling vindt plaats via de ervaringen van Duimedik en zijn interacties met diverse andere personages.

Symboliek: Klein Duimpje’s avonturen in de dieren (muizenhol, koeienmaag, wolfsbuik) kunnen gezien worden als symbolische obstakels waarvan hij leert en waaruit hij sterker tevoorschijn komt.

5.

Pragmatische Analyse: Interactie en dialoog: De dialogen tussen de personages geven inzicht in hun persoonlijkheid en relatie. De taal die Duimedik gebruikt, is vaak speels en respectvol, wat zijn slimme en assertieve karakter weerspiegelt.

Narratieve functie: De verteller biedt een all-knowing perspectief, typisch voor sprookjes, wat bijdraagt aan de algehele autoriteit en objectiviteit van het verhaal.

6.

Conclusie: Het sprookje ‚Duimedik‘ is een voorbeeld van traditioneel vertelwerk waarin linguïstische elementen elkaar ondersteunen om een coherent verhaal te vormen dat boeiend is voor zowel jonge als oudere lezers. De morfologische keuzes, simpele syntaxis, rijke semantiek en pragmatische dialogen vormen samen een krachtig narratief dat sterk hangt aan de cultuur en traditie van sprookjesvertellingen. Linguïstisch gezien biedt het verhaal inzicht in de mechanismen die ingezet worden om tijdloze vertellingen tot leven te brengen.


Informatie voor wetenschappelijke analyse

Kengeta
Waarde
AantalKHM 37
Aarne-Thompson-Uther-IndexATU Typ 700
VertalingenDE, EN, EL, DA, ES, FR, PT, FI, HU, IT, JA, NL, PL, RO, RU, TR, TR, VI, ZH
Leesbaarheidsindex door Björnsson26.4
Flesch-Reading-Ease Index79.1
Flesch–Kincaid Grade-Level6.1
Gunning Fog Index8.4
Coleman–Liau Index7.8
SMOG Index8.5
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex5.3
Aantal karakters11.271
Aantal letters8.566
Aantal zinnen137
Aantal woorden2.134
Gemiddeld aantal woorden per zin15,58
Woorden met meer dan 6 letters230
Percentage lange woorden10.8%
Totaal lettergrepen2.824
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord1,32
Woorden met drie lettergrepen114
Percentage woorden met drie lettergrepen5.3%
Vragen, opmerkingen of ervaringsverslagen?

Privacyverklaring.

De beste Sprookjes

Copyright © 2025 -   Over ons | Privacyverklaring |Alle rechten voorbehouden Aangedreven door childstories.org

Keine Internetverbindung


Sie sind nicht mit dem Internet verbunden. Bitte überprüfen Sie Ihre Netzwerkverbindung.


Versuchen Sie Folgendes:


  • 1. Prüfen Sie Ihr Netzwerkkabel, ihren Router oder Ihr Smartphone

  • 2. Aktivieren Sie ihre Mobile Daten -oder WLAN-Verbindung erneut

  • 3. Prüfen Sie das Signal an Ihrem Standort

  • 4. Führen Sie eine Netzwerkdiagnose durch