Leestijd voor kinderen: 10 min
Dit is een geschiedenis die je vertelt als een leugen, jongens, maar het is toch waar; want mijn grootvader, van wie ik ze heb, die zei altijd wanneer hij ze me liet horen, erbij: „Waar moet het toch zijn, m’n jongen, want anders zou ik je het toch niet vertellen.“ Maar het is zó gebeurd:
Het was op een zondagmorgen in de nazomer, juist toen de boekweit bloeide. De zon was heerlijk opgegaan, de morgenwind ging over de stoppelvelden, de leeuweriken stegen in de lucht, de bijen gonsden om de boekweit, en de mensen gingen in hun zondagse kleren naar de kerk, en alle schepselen waren tevreden en de egel ook.
De egel stond voor z’n deur, z’n armen over elkaar, hij keek naar de morgenwind en neuriede zo een liedje voor zich heen, zo goed en zo kwaad als nu eenmaal op een zondagmorgen een egel zingen kan. Terwijl hij nu zo heel zachtjes voor zich heen aan ‚t neuriën was, viel het hem opeens in, dat hij ondertussen wel, terwijl z’n vrouw de kinderen waste en aankleedde, ’n beetje in ‚t land kon gaan kuieren, om eens te gaan kijken hoe zijn koolraap er bij stonden. Zijn koolraap stond namelijk heel dicht bij zijn hol, en hij was altijd gewend daar met de hele familie van te eten en daarom sprak hij altijd van zijn mangelwortelen. Zo gezegd, zo gedaan. Het stekelvarken trok de huisdeur achter zich dicht en ging de weg naar de akker in. Hij was nog niet ver van huis, en wou juist langs de meidoornstruiken, die opzij van de akker stonden, z’n draai nemen naar de mangelwortelen, toen hij de haas tegenkwam die met soortgelijke bedrijfszorgen was uitgegaan, namelijk om eens te kijken hoe zijn kool er bij stond.

Toen de egel de haas in ‚t vizier kreeg, boog hij zich bij wijze van een vriendelijk goedemorgen. Maar de haas, die op zijn manier een deftige meneer was, en bovendien gruwelijk trots, antwoordde niets op de groet van de egel, maar hij zei tegen hem, en hij keek verschrikkelijk spottend: „Wat doe jij hier op zo’n morgen in ‚t veld rond te lopen?“ – „Ik was gaan wandelen,“ zei de egel. „Gaan wandelen?“ lachte de haas, „ik vind dat jij je benen ook wel eens voor betere dingen kon gebruiken.“ Dit antwoord beviel het stekelvarken helemaal niet, want: alles kon hij verdragen, maar van z’n benen moesten ze niks zeggen, want die waren van nature scheef. „Dacht je soms,“ zei de egel tegen de haas, „dat jij met je benen meer kon uitrichten, dan ik?“ – „Dat denk ik zeker,“ zei de haas. „Dat zouden we dan eerst moeten proberen,“ zei de egel. „Ik wed, dat als wij om ‚t hardst lopen, ik jou voorbijloop.“ – „Och jij, met je scheve poten, het is al te belachelijk; maar ik vind het best hoor, als jij daar zo’n uitzonderlijke zin in hebt. Waar zullen we om lopen?“ – „Een gouden dukaat en ’n fles brandewijn,“ zegt de egel. „Aangenomen,“ spreekt de haas, „ik sla toe, dan kan ‚t meteen beginnen.“ – „Nou zo’n haast heeft dat niet,“ zegt de egel, „ik ben nog helemaal nuchter, ik moet thuis eerst nog wat ontbijten, over ’n half uurtje ben ik er weer.“
En daarmee liep de egel weg, want de haas vond het best. Onderweg dacht de egel bij zichzelf: „De haas vertrouwt op z’n lange benen, maar ik zal ‚m wel krijgen. Hij doet wel erg voornaam, maar eigenlijk is hij dom, en hij zal ‚t gelag betalen!“ En als de egel thuis komt, zegt hij tegen z’n vrouw. „Vrouw,“ zegt hij, „kleed je dadelijk aan, je moet met mij naar ‚t land.“ – „Wat is er dan?“ zegt de vrouw. „Ik heb een weddenschap met de haas, om ’n gouden dukaat en ’n fles brandewijn, ik zal met ‚m lopen om ‚t hardst, en jij moet erbij zijn.“ – „Maar man!“ en de egel z’n vrouw begon al te huilen, „ben je dan niet goed wijs? Heb je je verstand helemaal verloren? Hoe kan je nou met de haas om ‚t hardst lopen?“ – „Wijf,“ zei de egel, „hou je snater. Praat jij niet mee in mannenkwesties. Mars, kleed je aan, en ga mee.“ Wat zou de egel z’n vrouw nu nog doen? Ze moest wel mee, of ze nu wilde of niet. Toen ze nu met mekaar op weg waren, sprak de egel tegen z’n vrouw: „Nu moet je oppassen en goed luisteren. Zie je die lange akker? Daar gaan we de wedloop houden. De haas loopt namelijk in de ene voor, en ik in de andere. We beginnen van boven. Nu heb jij niets anders te doen, dan datje beneden aan in de voor gaat zitten, en als de haas van de andere kant aankomt, dan roep je: „Ik ben er al.“
Intussen waren ze bij het land gekomen. De egel wees aan z’n vrouw haar plaats en liep de akker op. Toen hij bovenaan was, stond de haas er al. „Kan het er op los gaan?“ zegt de haas. „Jawel,“ zegt de egel. „Vooruit dan maar!“ En daarmee ging ieder in z’n voor zitten, De haas telde: „Eene, tweeje, drie!“ en voort ging het, als een stormwind langs de akker naar beneden. De egel deed net drie passen, dan dook hij ineen in de voor en bleef stil zitten. Toen nu de haas in volle ren onder aan de akker was gekomen, riep de egel z’n vrouw hem toe: „Ik ben er al!“

De haas stond stil en was een klein beetje verbaasd; want hij dacht natuurlijk dat het de egel zelf was, die dat riep, want je weet, de egel z’n vrouw ziet er precies zo uit als haar man.
Maar de haas dacht: „Dat gaat niet eerlijk toe.“ En hij riep: „Nog eens lopen. Omgekeerd!“ En voort joeg hij weer als een stormwind, zodat de oren hem om z’n kop vlogen. Maar de egel z’n vrouw bleef rustig waar ze was. Toen nu de haas boven aankwam, riep de egel hem tegemoet. „Ik ben er al.“ Maar de haas, helemaal buiten zichzelf van boosheid, riep: „Nog eens gelopen! Omgekeerd!“ – „‚t Kan mij niet schelen,“ zei de egel, „om mijn part zo vaak als je maar wilt.“ Zo liep de haas nog drie en zeventig maal, en de egel hield het al door maar tegen hem vol. Elke keer dat de haas onderaan of bovenaan kwam, zeiden de egel of zijn vrouw: „Ik ben er al!“
Maar de vierenzeventigste maal kwam de haas niet meer aan het eind. Midden op het land stortte hij neer, het bloed vloog hem uit z’n keel, en hij bleef op de plaats dood. De egel echter nam z’n gewonnen gouden dukaat, en z’n fles brandewijn, riep z’n vrouw van de voor weg, en samen gingen ze tevreden naar huis en als hij niet gestorven is, dan leeft hij nog. Zo is het gebeurd dat op de Boksmeerse hei de egel de haas heeft doodgelopen en sinds die tijd is het geen enkele haas meer ingevallen, om met een Boksmeerse egel om ‚t hardst te lopen.

Maar de wijze les van deze historie is, dat niemand, al vindt hij zichzelf nog zo voornaam, zich moet laten verleiden, te spotten over iemand die niet zo deftig is, al is ‚t ook maar een egel. En ten tweede, dat het verstandig is als je uit vrijen gaat om een vrouw te nemen van je eigen stand, die er precies zo uitziet als jezelf. Wie dus een egel is, moet zorgen dat z’n vrouw ook een egel is, enzovoort!

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
„Achtergronden bij het sprookje: De haas en de egel“ is een prachtig voorbeeld van de verhalen van de Gebroeders Grimm die zowel vermakelijk als leerzaam zijn. Dit specifieke sprookje vertelt de geschiedenis van een slimme egel die een arrogante haas uitdaagt tot een race om te bewijzen dat hij niet minderwaardig is vanwege zijn korte en scheve benen. De egel gebruikt zijn verstand en de gelijkenis van zijn vrouw om de haas te slim af te zijn in een vermoeiende reeks races. Het verhaal eindigt met de haas die te gronde gaat door zijn eigen trots en onvermogen om het bedrog van de egel in te zien.
Dit sprookje draagt een duidelijke moraal met zich mee: trots en minachting voor anderen kunnen tot je eigen ondergang leiden. Het benadrukt ook dat wijsheid en samenwerking vaak belangrijker zijn dan fysieke kracht of snelheid. Bovendien, het idee dat je partner of hulpmiddel – zoals in het geval van de egel zijn vrouw – van dezelfde aard of stand zou moeten zijn, draagt bij aan het succes.
Door de rijke symboliek en de komische elementjes blijft „De haas en de egel“ een tijdloos verhaal dat zowel jonge als volwassen lezers aanspreekt. Het humoristische en ironische karakter van het verhaal laat zien hoe list en verstand soms sterker zijn dan kracht, een les die door de eeuwen heen in vele culturen terugkomt.
„De Haas en de Egel“ is een fascinerend sprookje van de Gebroeders Grimm dat op meerdere manieren geïnterpreteerd kan worden.
Hier zijn een paar mogelijke interpretaties van het verhaal:
Onderwaardering en trots: Dit verhaal laat zien hoe trots en hoogmoed kunnen leiden tot de ondergang. De haas is zelfverzekerd vanwege zijn snelheid en is arrogant naar de egel toe. Hij denkt dat hij elke wedstrijd kan winnen vanwege zijn fysieke voordelen. De egel daarentegen maakt slim gebruik van zijn gelijkenis met zijn vrouw om te winnen. Deze moraal leert ons dat trots en het onderschatten van anderen ons kunnen verblinden voor slimme strategieën en oplossingen.
Kracht van strategische planning: De egel weet dat hij de haas niet kan verslaan in een eerlijk hardloopwedstrijd vanwege de fysieke verschillen. In plaats van zich neer te leggen bij deze ongelijkheid, verzint hij een plan om de wedstrijd te winnen. Door zijn vrouw onderaan de heuvel te plaatsen, gebruikt hij de gelijkenis tussen hen in zijn voordeel. Dit illustreert dat intelligentie en planning net zo belangrijk kunnen zijn als fysieke kracht.
Gelijkheid binnen een relatie: Er is ook een subtiel commentaar op gelijkheid binnen het huwelijk. De egel en zijn vrouw werken samen als een team om de wedstrijd te winnen. Dit benadrukt de kracht van samenwerking en hoe eenheid binnen een relatie wederzijds succes kan brengen.
Gelijkheid in status en respect: Het verhaal wijst er ook op dat het belangrijk is om anderen met respect te behandelen, ongeacht hun sociale of fysieke attributen. De haas beschouwt de egel als minderwaardig vanwege zijn uiterlijk en loopt uiteindelijk in zijn eigen val. Dit toont aan dat percepties bedrieglijk kunnen zijn en dat iedereen de moeite waard is om serieus te nemen.
Zelfidentiteit: Ten slotte kan het verhaal ook gezien worden als een les over eigenwaarde en trouw zijn aan jezelf. De egel weet dat hij misschien geen sprinter is, maar hij accepteert zichzelf zoals hij is en gebruikt zijn sterke punten. Dit kan een inspirerende boodschap zijn over het belang van acceptatie van jezelf en je unieke kwaliteiten.
Deze interpretaties maken „De Haas en de Egel“ een rijk en veelzijdig verhaal met waardevolle lessen die relevant blijven, los van tijd en context.
De linguïstische analyse van het sprookje „De haas en de egel“ van de Gebroeders Grimm kan worden benaderd vanuit verschillende taalkundige perspectieven.
Woordkeuze en Synoniemen: Het verhaal maakt gebruik van een oudere Nederlandse woordenschat, waaronder woorden zoals „boekweit“, „mangelwortelen“, en „dukaat“. Deze vocabulaire creëert een specifieke semantische sfeer die aansluit bij de tijd waarin het sprookje is ontstaan.
Register en Toon: De toon van het verhaal is informeel, vol humor en volkswijsheden. Dit is typisch voor sprookjes, die bedoeld zijn om zowel te vermaken als te onderwijzen.
Verbuigingen en Verleden Tijd: Het gebruik van verouderde verbuigingen en verleden tijdsvormen (bijv. „z’n vrouw begon al te huilen“) is kenmerkend voor de vertelstijl van de tijd waarin het verhaal werd geschreven.
Samenstellingen: Woorden als “zondagmorgen” en “zondagse kleren” zijn voorbeelden van samenstellingen die karakteristiek zijn voor het Nederlands.
Zinsstructuur: Het verhaal gebruikt een mix van korte en lange zinnen, vaak met bijzinnen, wat de narratieve stroom ondersteunt.
Bijvoorbeeld: „Toen hij bovenaan was, stond de haas er al. “
Dialoog en Indicatieve Modus: De dialogen worden gekarakteriseerd door de directe en indirecte rede, wat helpt om de personages levendig en herkenbaar te maken.
Dialogen en Interactie: De dialoog tussen de haas en de egel is essentieel voor de opbouw van het verhaal. De spot van de haas en de slimme strategie van de egel worden duidelijk gemaakt door hun interacties.
Humor en Ironie: Het verhaal bevat veel humor en ironie, vooral in de manier waarop de egel de haas te slim af is.
Maatschappelijke Moraal en Wijsheid: Het verhaal eindigt met een moraliserende boodschap over hoogmoed en deugdzame bescheidenheid, wat vaak voorkomt in sprookjes.
Sociale Status en Klassenverschil: De verschillen in sociale status tussen de haas en de egel worden belicht, waarbij de haas wordt neergezet als trots en arrogant, en de egel als slim en bescheiden.
Het sprookje „De haas en de egel“ is een rijke tekst die vol staat met taalkundige elementen die zijn bedoeld om zowel vermaak als educatie te bieden. De linguïstische keuzes van de Gebroeders Grimm dragen bij aan de tijdloze aantrekkingskracht van het verhaal en reflecteren de culturele waarden en normen van hun tijd.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 187 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 275A |
Vertalingen | DE, EN, ES, FR, PT, HU, IT, JA, NL, PL, RO, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 27.5 |
Flesch-Reading-Ease Index | 76 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 6.6 |
Gunning Fog Index | 9.3 |
Coleman–Liau Index | 7.6 |
SMOG Index | 9.5 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 5.3 |
Aantal karakters | 6.644 |
Aantal letters | 5.024 |
Aantal zinnen | 79 |
Aantal woorden | 1.262 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 15,97 |
Woorden met meer dan 6 letters | 145 |
Percentage lange woorden | 11.5% |
Totaal lettergrepen | 1.710 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,35 |
Woorden met drie lettergrepen | 93 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 7.4% |