Leestijd voor kinderen: 8 min
Er was eens een meisje, en haar vader en moeder waren gestorven, toen ze nog maar een klein kind was. Aan ‚t eind van ‚t dorp woonde in een eenzaam huisje de petemoei, die met spinnen, weven en naaien de kost verdiende. De oude vrouw nam het verlaten meisje bij zich, liet haar bij zich werken en voedde haar in alle vroomheid op. Toen zij vijftien jaar was geworden, werd de oude ziek. Ze riep het kind aan haar bed en sprak: „Mijn lief dochtertje; ik voel dat mijn einde nadert; nu laat ik aan jou het huis, dan ben je tenminste beschermd tegen wind en weer, en dan nog de klos, de schietspoel en de naald, daar kun je je brood mee verdienen.“ Nog legde ze haar de handen op het hoofd, zegende haar en zei: „Behoud slechts God in je hart, en het zal je goed gaan.“ Daarop sloot ze de ogen. En toen ze begraven werd, liep het meisje bitter schreiend achter de kist en bewees haar de laatste eer.
Het meisje leefde nu heel alleen in het kleine huis. Ze was vlijtig, spon, weefde en naaide, en op alles wat zij deed, rustte de zegen van de goede oude vrouw. Het was, of het vlas in de voorraad zich vanzelf vermeerderde, en als ze een stuk goed of een kleed geweven had of een hemd genaaid, vond ze meteen een koper, die er goed voor betaalde, zodat ze nooit te kort kwam en altijd nog wat kon meegeven aan een ander.
In deze tijd trok de zoon van de koning door het land, om een vrouw te zoeken. Hij wilde geen arm meisje hebben, maar een rijke wilde hij bepaald niet. Hij had gezegd: „Zo één moet mijn vrouw worden, die tegelijk de armste en de rijkste is.“ Toen hij nu in het dorp kwam waar het meisje leefde, vroeg hij – zoals hij overal deed – wie van de plaats de rijkste en de armste was. Het eerst noemden ze die het rijkst was; de armste, zeiden ze, was dat meisje dat in ‚t kleine huisje aan ‚t eind woonde. De rijke zat voor haar huisdeur prachtig aangekleed, en toen de prins aankwam, stond ze op, liep hem tegemoet en maakte een buiging. Hij keek haar aan, zei geen woord en ging verder. Toen hij langs het huis van de arme kwam, stond zij niet bij de deur, maar ze zat in haar eigen kamertje. Hij hield zijn paard in en keek door ‚t raam waar de zon in scheen, en daar zag hij het meisje zitten aan haar spinnewiel, ijverig aan ‚t spinnen. Ze keek op en toen ze zag dat de prins naar binnen keek, werd ze zo rood als een pioen, sloeg haar ogen neer en spon verder, maar of de draad ditmaal goed gelijk werd, weet ik niet, maar ze spon tot de prins weer weggereden was. Dan ging ze naar het raam, opende het en zei: „Wat is het warm hier in de kamer,“ maar ze keek hem na, zover ze de witte veren van zijn hoed nog kon zien. Nu ging ze weer zitten om te werken en ze spon verder. Toen viel haar een spreuk in, die de oude vrouw dikwijls had gezegd, wanneer ze aan ‚t werk was, en ze zong zo voor zich heen:
„Klosje, Klosje, staak ‚t gesuis,
Breng de vrijer hier in huis.“
Wat gebeurde daar? De klos sprong ineens uit haar hand, en de deur uit, en toen ze verbaasd opkeek en hem nakeek, zag ze dat het klosje vrolijk door de velden danste en een gouden draad achter zich mee trok. Het duurde niet lang, of hij was uit haar oog verdwenen. Nu ze geen klos meer had, nam ze de schietspoel ter hand, ging voor de weefstoel zitten en begon te weven.
Het klosje danste steeds verder, en net toen de draad aan ‚t eind kwam, had het de prins bereikt. „Wat zie ik daar nu?“ riep hij, „moet dat klosje me de weg wijzen?“ en hij liet zijn paard keren en reed langs de gouden draad terug. Maar het meisje zat al wevend te zingen:
„Spoeltje, weef de draden hecht,
breng de vrijer hier terecht!“
Op dat ogenblik sprong het spoeltje haar uit de hand en vloog de deur uit. Van de drempel af begon het echter een loper te weven, mooier dan iemand er ooit één gezien had. Aan beide kanten bloeiden rozen en lelies, en in ‚t midden op een gouden ondergrond stegen groene ranken op: daar sprongen hazen en konijnen in, herten en reeën staken er de kop tussen, en bovenin de takken zaten bonte vogels; het enige wat er aan ontbrak, was het zingen. Het spoeltje sprong heen en weer en ‚t was of alles vanzelf groeide.
Nu het spoeltje ook was weggelopen, was het meisje maar gaan naaien, ze hield de naald in de hand en zong:
„Naaldje, naaldje, fijn en spits,
wees de vrijer hier tot gids!“
En daar sprong de naald haar uit de vingers en vloog in de kamer heen en weer, snel als de bliksem. Het was alsof onzichtbare geesten aan het werk waren. Ze overtrokken tafels en banken met een groene bekleding, stoelen met fluweel, en voor de ramen kwamen zijden gordijnen. Nauwelijks had de naald de laatste steek gedaan, of het meisje zag door het raam de witte veren van de hoed van de prins, want het klosje had hem langs de gouden draad hierheen gehaald. Hij steeg van ‚t paard, liep over de bonte loper naar de voordeur toe en toen hij de kamer binnentrad, stond daar het meisje in haar armelijke jurk, maar er was gloed in als van een wilde roos in ‚t bos. „Jij bent de armste en ook de rijkste,“ zei hij tot haar, „kom mee, je zult met mij trouwen.“ Zwijgend reikte ze hem de hand. Hij kuste haar en voerde haar naar buiten, tilde haar op het paard en bracht haar naar het koninklijk slot. Daar werd de bruiloft gehouden, met grote vreugde en feestelijkheid. Het klosje, het schietspoeltje en de naald werden in de schatkamer bewaard en waren heel belangrijk.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
Het sprookje „Het klosje, de schietspoel en de naald“ van de Gebroeders Grimm vertelt het verhaal van een weesmeisje dat wordt opgevoed door haar petemoei, een oude vrouw die haar liefdevol onderwijst in het spinnen, weven en naaien. Wanneer de vrouw sterft, laat ze het meisje haar huis en drie magische hulpmiddelen na: een klosje, een schietspoel en een naald. Met deze objecten en de zegen van de vrouw slaagt het meisje erin om haar levensonderhoud te verdienen en anderen te helpen, dankzij de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van haar materialen.
Ondertussen is de prins van het land op zoek naar een bruid die zowel de armste als de rijkste is. Op een gegeven moment komt hij in het dorp van het meisje en vraagt hij naar de armste inwoner. Hem wordt het meisje in het kleine huisje aangewezen. Wanneer hij langs haar huis rijdt, ziet hij haar ijverig werken en bloost ze van verlegenheid. Dit weerhoudt de betoverde hulpmiddelen er niet van om tot leven te komen en aandacht te trekken.
Het klosje leidt de prins terug naar het meisje door een gouden draad te spannen. De schietspoel volgt door een prachtig tapijt te weven dat de weg naar haar huis markeert. De naald voltooit het wonder door de meubels van het huisje elegant te bekleden. Wanneer de prins aankomt en ziet hoe haar huisje tot leven is gebracht, herkent hij het meisje als degene die hij zoekt. Geïmponeerd door haar bescheidenheid en verborgen rijkdom, neemt hij haar mee om met haar te trouwen.
De prinselijke bruiloft wordt gevierd met veel plezier, en de drie magische voorwerpen worden als schatten bewaard in het koninklijk paleis, symbolen van de onverwachte rijkdom die voortkomt uit bescheidenheid, hard werk en de zegen van boven.
„Het klosje, de schietspoel en de naald“ van de Gebroeders Grimm is een sprookje dat meerdere interpretaties kan hebben, afhankelijk van welke aspecten van het verhaal worden benadrukt.
Hier zijn enkele mogelijke interpretaties:
Symboliek van Arbeid en Deugdzaamheid: Het verhaal kan worden gezien als een lofzang op deugdzame arbeid en bescheidenheid. Het meisje dat ijverig werkt met haar klosje, schietspoel en naald, belichaamt de waarden van hard werken en nederigheid. Deze eigenschappen worden uiteindelijk beloond, wat suggereert dat deugdzaam werk spiritueel en materieel wordt beloond.
Armoede versus Rijkdom: De prins is op zoek naar een vrouw die tegelijkertijd de armste en rijkste is. Dit kan worden geïnterpreteerd als een erkenning dat echte rijkdom niet materieel bezit betreft, maar de innerlijke kwaliteiten van een persoon. Het meisje is in materiële zin arm, maar rijk in de opzichten van karakter, talent en bekwaamheid.
Magische Realisme: De naaimiddelen – klosje, schietspoel en naald – lijken magische kwaliteiten te hebben, wat aansluit bij het idee van magisch realisme. Ze representeren misschien de wonderen die voortkomen uit oprechte intenties en pure harten. Dit element kan ook een verbinding suggereren tussen het spirituele en fysieke, waarin voorwerpen met een ogenschijnlijk alledaagse functie een grotere, bijna bovennatuurlijke rol krijgen in het helpen verwezenlijken van het lot van de protagonist.
Transformatie en Groei: Het verhaal toont de reis van een weesmeisje naar een koningin, wat een klassieke structuur is in sprookjes die persoonlijke transformatie en sociale mobiliteit verbeelden. Haar groei en statusverandering worden mogelijk gemaakt door de zegen van haar petemoei en haar eigen vroomheid en vaardigheden.
Karma en Zegen: De zegen van haar petemoei en haar eigen goede gedrag zorgen ervoor dat het meisje nooit tekort komt en altijd iets heeft om met anderen te delen. Dit kan worden gezien als een karmische structuur, waar goedheid en zorg voor anderen uiteindelijk leiden tot persoonlijke vervulling en geluk.
Feministische Interactie: Hoewel het verhaal een traditionele structuur heeft met een prins die de heldin komt redden, toont het een vrouw die actief is en zichzelf onderhoudt door middel van haar vaardigheden. Haar werk en de magische instrumenten die ze gebruikt, zijn sleutel tot haar eigen redding, wat een subtiele ondermijning kan zijn van het idee dat vrouwen in sprookjes passief op redding moeten wachten.
Elke interpretatie biedt een andere invalshoek om het verhaal en zijn moraal te begrijpen, afhankelijk van welke elementen men het meest interessant of relevant vindt.
De linguïstische analyse van het sprookje „Het klosje, de schietspoel en de naald“ van de Gebroeders Grimm biedt inzicht in verschillende aspecten van taalgebruik en structuur die kenmerkend zijn voor sprookjes.
Hieronder bespreken we enkele belangrijke elementen:
Het taalgebruik in dit sprookje is typisch voor de sprookjescultuur, met een traditionele en iets ouderwetse stijl. Het gebruik van openingselementen zoals „Er was eens“ is een gemeenschappelijk kenmerk van sprookjes dat helpt bij het vaststellen van een tijdloze en magische sfeer.
De zinsstructuur is meestal eenvoudig en direct, wat kenmerkend is voor verhalen die oorspronkelijk bedoeld zijn om mondeling overgeleverd te worden. Er is gebruik van repetitie, zoals in de herhaalde lectie van spreuken („Klosje, klosje, staak ‚t gesuis. . . „), wat niet alleen een muzikaal ritme aan het verhaal geeft, maar ook de magische elementen benadrukt.
De woordkeuze omvat oudere en soms specifieke termen die niet meer algemeen gebruikt worden in de moderne spreek- en schrijftaal, zoals „vrijer“ (voor een huwelijkskandidaat) en „schietspoel“ (onderdeel van een weefgetouw). Er is ook gebruik van symbolisch beladen woorden zoals „klosje,“ „naald,“ en „gouden draad,“ die thema’s van arbeid, creativiteit, en rijkdom suggereren.
Het verhaal maakt gebruik van symboliek om de ontwikkeling van het hoofdpersonage weer te geven. Het klosje, de schietspoel en de naald zijn niet alleen gereedschappen voor arbeid, maar ook symbolen van transformatie en empowerment. Het meisje, dat begint als arm en ouderloos, gebruikt deze voorwerpen om haar eigen lot te beïnvloeden en een prins aan te trekken, waarmee ze de status van zowel de „armste als de rijkste“ bereikt.
Dit sprookje volgt een klassieke narratieve structuur met een duidelijke opbouw, climax, en ontknoping. Het begint met de introductie van het weesmeisje, ontwikkelt zich via de ontmoetingen met de magische voorwerpen en het prinselijke bezoek, en eindigt met de beloning van het meisje in de vorm van een koninklijk huwelijk.
De elementen van magisch realisme zijn prominent aanwezig; alledaagse voorwerpen worden bezield met magische krachten, wat typisch is voor sprookjes. Dit versterkt het idee dat wonderen mogelijk zijn en dat talent en deugd worden beloond door bovennatuurlijke krachten.
In de analyse van dit Grimm-sprookje zien we hoe taal en verhaaltechnieken samenwerken om een wereld van magie en moraal te creëren, waar hard werken, bescheidenheid, en geloof in hogere krachten worden beloond, zelfs tegen de achtergrond van tegenspoed.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 188 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 585 |
Vertalingen | DE, EN, ES, FR, PT, HU, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 29.8 |
Flesch-Reading-Ease Index | 74.5 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 7.9 |
Gunning Fog Index | 9.9 |
Coleman–Liau Index | 7.9 |
SMOG Index | 8.7 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 7.6 |
Aantal karakters | 5.374 |
Aantal letters | 4.137 |
Aantal zinnen | 51 |
Aantal woorden | 1.027 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 20,14 |
Woorden met meer dan 6 letters | 99 |
Percentage lange woorden | 9.6% |
Totaal lettergrepen | 1.358 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,32 |
Woorden met drie lettergrepen | 47 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 4.6% |