Leestijd voor kinderen: 5 min
Ge zult toch wel weten, wat een vergrootglas is, zoo’n rond brilleglas, dat alles honderdmaal grooter maakt dan het is? Als men het in de hand neemt en voor zijn oog houdt en daardoor een droppel water uit den vijver bekijkt, dan ziet men meer dan duizend zonderlinge diertjes, die men anders nooit in het water waarneemt. Maar zij zijn er toch in, en het is geen zinsbedrog.
Het ziet er bijna uit als een bord vol krabben, die door elkander rondspringen, en wat zijn zij woedend! Zij rukken elkaar armen en beenen, stukken en brokken af, en toch zijn zij op hun wijze vroolijk en vergenoegd. Nu was er eens een oud man, dien alle menschen Kriebel-Krabbel noemden; want zoo heette hij. Hij wilde altijd het beste van iedere zaak hebben, en als dit volstrekt niet ging, dan nam hij het door tooverij.
Daar zit hij nu op zekeren dag en houdt zijn vergrootglas voor de oogen en bekijkt een waterdroppel, die uit een waterput genomen was. Maar wat kriebelde en krabbelde het daarin! Al de duizenden kleine diertjes huppelden en sprongen, verscheurden en verslonden elkaar. «Maar dat is toch afschuwelijk!» zei de oude Kriebel-Krabbel; «kan men ze er dan niet toe brengen, in rust en vrede te leven, zoodat iedereen zich slechts met zich zelf bemoeit?» Hij peinsde en peinsde, maar het wilde niet gaan, en hij moest dus tooveren.
«Ik moet hun een kleur geven, zoodat zij duidelijker te zien zijn!» zeide hij, en nu goot hij iets, dat er als een droppeltje rooden wijn uitzag, in de waterdroppel; maar het was heksenbloed van de fijnste soort, die er bestaat. En nu werden al de zonderlinge diertjes heelemaal rozerood; het zag er uit als een stad vol naakte, wilde mannen. «Wat heb je daar?» vroeg een andere oude toovenaar, die geen naam had; en dat was juist het fijne van hem.
«Ja, als je kunt raden, wat dat is,» zei Kriebel-Krabbel, «dan zal ik het je geven. Maar het is niet gemakkelijk te verklaren, als men het niet weet.» En de toovenaar, die geen naam had, keek door het vergrootglas. Het zag er daarin werkelijk uit als een stad, waarin al de menschen zonder kleeren rondliepen! Het was afgrijselijk! Maar nog afgrijselijker was het, te zien, hoe de een den ander duwde en stiet, trapte en beet. Wat beneden was, moest naar boven, en wat boven was, moest naar beneden.
Zie, zie! Zijn been is langer dan het mijne! Bah! Weg daarmee! Daar is er een, die een puistje achter zijn oor heeft. Maar dat doet hem zeer, en daarom moet het nog meer zeer doen. Zij hieuwen op hem los, rukten aan hem, en verslonden hem om dat puistje. Daar zat er een zoo stil als een meisje en wenschte slechts naar rust en vrede. Maar nu moest zij voor den dag! Zij duwden haar, trokken haar in de rondte en verslonden haar.
«Dat is kluchtig!» zei de toovenaar. «Ja. Maar wat denk je wel, dat het is?» vroeg Kriebel-Krabbel. «Kan je het verklaren?»
«Nu, dat kan men toch wel zien!» zei de ander. «Dat is immers Parijs of een andere groote stad; want ze gelijken allemaal op elkaar. Een groote stad is het!»
«Het is putwater!» zei Kriebel-Krabbel.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, IT |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 31.8 |
Flesch-Reading-Ease Index | 73.6 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 6.3 |
Gunning Fog Index | 8.9 |
Coleman–Liau Index | 10.1 |
SMOG Index | 9.6 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 5.8 |
Aantal karakters | 2.452 |
Aantal letters | 1.903 |
Aantal zinnen | 33 |
Aantal woorden | 433 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 13,12 |
Woorden met meer dan 6 letters | 81 |
Percentage lange woorden | 18.7% |
Totaal lettergrepen | 614 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,42 |
Woorden met drie lettergrepen | 40 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 9.2% |