Childstories.org
  • 1
  • Alle sprookjes
    van Grimm
  • 2
  • Gesorteerd op
    leestijd
  • 3
  • Perfect voor
    het voorlezen
De twaalf broers
De twaalf broers Märchen

De twaalf broers - Sprookje van de Gebroeders Grimm

Leestijd voor kinderen: 14 min

Attentie: Dit is een eng verhaal.

Er waren eens een koning en een koningin, die heel tevreden met elkaar leefden en twaalf kinderen hadden; maar dat waren enkel jongens. Nu sprak de koning tot zijn vrouw: „Als het dertiende kind dat komen zal, een meisje is, dan moeten de twaalf jongens sterven, zodat zij rijk wordt en het koninkrijk alleen zal erven.“ Hij liet twaalf doodkisten maken, die waren al met krullen en spaanders gevuld, en in elke kist lag een kleiner kistje, en dat werd allemaal in een gesloten kamer gebracht; hij gaf de koningin de sleutel en beval haar niemand hiervan iets te zeggen.

De moeder echter zat de hele dag te treuren, zodat de kleinste jongen, die altijd bij haar was, en die ze naar de bijbel Benjamin genoemd had, tegen haar zei: „Moederlief, waarom bent u zo bedroefd?“ – „Lieveling,“ antwoordde ze, „dat mag ik niet zeggen.“ Maar hij liet haar niet met rust, tot ze hem eindelijk meenam en de kamer opende en hem de twaalf doodkisten liet zien. Daarop zei ze: „Liefste Benjamin, die doodkisten heeft vader laten maken voor jou en je elf broers, want als er een meisje geboren wordt, dan moeten jullie allemaal gedood worden en daarin begraven.“ Ze schreide onder ‚t spreken, maar haar zoontje troostte haar en zei: „Schrei niet, moederlief, we zullen onszelf wel helpen en vluchten.“ Maar zij zei: „Ga met je elf broers naar het bos, en een moet altijd uitkijk houden van de hoogste boom af, die te vinden is. Houd de wacht en kijk naar de toren van ‚t kasteel. Krijg ik een zoontje, dan zal ik een witte vaan uitsteken; en dan kunnen jullie terugkeren; krijg ik een dochtertje, dan zal ik een rode vaan uitsteken, en vlucht dan weg, zo snel je kunt, en de lieve God behoede je. Elke nacht zal ik opstaan om te bidden, ’s winters, dat je vuur hebt om je te warmen, ’s zomers, dat je niet in de hitte versmacht.“

Toen zegende ze haar zonen, ze gingen naar buiten naar het bos. Om beurten hielden ze de wacht, klommen in de hoogste eik en keken naar de toren. Toen er elf dagen voorbij waren, was de beurt aan de jongste. Daar zag hij dat er een vaan werd uitgestoken; maar het was niet de witte, maar de rode bloedvaan, die aangaf dat ze allen sterven moesten. Toen de broers dat hoorden, werden ze boos en zeiden: „Moeten wij sterven om een meisje? Wij zweren, dat wij ons zullen wreken: waar we maar een meisje treffen, zal het rode bloed vloeien.“

Nu gingen ze heel diep het bos in, en in het midden, waar het ‚t donkerste was, vonden ze een klein betoverd hutje, dat leeg stond. Toen zeiden ze: „Hier gaan we wonen. Jij, Benjamin, bent de jongste en zwakste, jij moet thuis blijven en het huishouden doen, maar wij anderen trekken erop uit en zorgen voor voedsel.“ Nu trokken ze het bos in en schoten hazen, wilde reeën, vogels en duiven en alles wat maar eetbaar was, dat brachten ze Benjamin, die moest ‚t voor hen klaarmaken, zodat ze hun honger konden stillen. In dat huisje leefden ze tien jaar met elkaar, en de tijd viel hun niet lang.

Het dochtertje dat thuis geboren was, was nu groot geworden; ze had een goed hart, een lief gezicht, en een gouden ster op ‚t voorhoofd. Eens op een keer, toen de grote was gedaan werd, zag ze daarbij twaalf manshemden, en ze vroeg haar moeder: „Van wie zijn die twaalf hemden, want voor vader zijn ze toch veel te klein?“ Toen antwoordde de moeder met een bezwaard hart: „Kindlief, die zijn van je twaalf broers.“ Het meisje zei: „Waar zijn die twaalf broers dan? Ik heb nooit van hen gehoord.“ De moeder antwoordde: „Waar ze zijn, dat weet God; ze dwalen rond in de wijde wereld.“ Toen nam ze het meisje mee, bracht haar naar de kamer, en liet haar de twaalf doodkisten zien met spaanders gevuld. „Deze kisten,“ zei ze, „waren bestemd voor je broers, maar zij zijn heimelijk gevlucht, voor je geboren werd.“ En zij vertelde haar hoe alles gebeurd was. Toen sprak het meisje: „Lieve moeder, schrei niet meer. Ik ga mijn broers zoeken.“ Nu nam ze de twaalf hemden en ging weg en recht op het bos aan. De hele dag liep ze, en ’s avonds kwam ze bij het betoverde hutje. Ze ging er binnen en vond een jonge man, die vroeg: „Waar kom jij vandaan en waar moet je naar toe?“ en hij verwonderde zich dat ze zo mooi was, dat ze koningskleren droeg en een gouden ster op haar voorhoofd had. Toen gaf zij ten antwoord: „Ik ben een prinses en ik zoek mijn twaalf broers, en ik wil verder gaan zover de hemel maar blauw is, tot ik ze vind.“ Ze toonde hem ook de twaalf hemden, die van hen waren. Toen begreep Benjamin, dat het zijn zuster was, en hij zei: „Ik ben Benjamin, je jongste broer.“ Ze begon te schreien van blijdschap, en Benjamin ook en ze kusten en liefkoosden elkaar uit grote liefde. Toen zei hij: „Zusterlief, er valt nog één ding te bepraten. We hadden afgesproken dat elk meisje dat we tegenkwamen, sterven moest, omdat we terwille van een meisje ons koninkrijk hebben moeten verlaten.“ Toen sprak zij: „Ik wil graag sterven, als ik mijn twaalf broers daarmee verlossen kan.“ – „Neen,“ antwoordde hij, „sterven mag je niet, maar ik verberg je onder deze ton, tot de elf broers komen; ik zal het wel klaarspelen.“ Zo gezegd, zo gedaan. En toen het donker was geworden, kwamen de anderen van de jacht terug, en het eten werd klaargemaakt. En toen ze om de tafel zaten en aan ‚t eten waren, vroegen zij: „Is er nog nieuws?“ Benjamin zei: „Nieuws? Hebben jullie geen nieuws?“ – „Neen,“ zeiden ze. Hij zei weer: „Jullie zijn in ‚t bos geweest en ik ben rustig thuis gebleven en toch weet ik meer dan jullie.“ – „Nu, vertel dan,“ zeiden ze. Hij antwoordde: „Beloven jullie me eerst, dat het eerste meisje dat we ontmoeten, niet gedood zal worden?“ – „Ja!“ riepen ze allen, „die zal dan genade krijgen, maar vertel nu eerst.“ Toen zei hij: „Onze zuster is hier,“ en hij lichtte de ton op, en de prinses kwam eronder vandaan met haar prinselijke gewaden en de gouden ster op haar voorhoofd en zo mooi, zo teer, zo fijn. Dat was een vreugde! Ze vielen haar om de hals en kusten haar.

Van nu af bleef ze bij Benjamin thuis en hielp hem met de huishouding. De elf anderen trokken het bos in, vingen wild, reeën, vogels en duifjes, zodat ze genoeg te eten hadden, en het zusje en Benjamin zorgden ervoor dat de maaltijd werd klaargemaakt. Zij zocht hout om op te koken en kruiden als groente en zette de pannen op het vuur, zodat het eten altijd al klaar was als ze thuis kwamen. Ook verder hield ze het huisje in orde en hield de bedden keurig wit en helder, en de broers waren heel tevreden en ze leefden in grote eensgezindheid.

Eens op een keer hadden de twee thuisblijvers een heerlijk gerecht klaargemaakt, en toen ze allen bijeen waren, aten en dronken ze en waren heel vergenoegd. Maar er was een klein tuintje bij het betoverde hutje, daar stonden twaalf witte lelies; nu wilde het meisje haar broers een plezier doen, plukte de twaalf bloemen en wilde ieder na het eten een bloem geven. Maar toen ze de stengels gebroken had, werden op hetzelfde ogenblik de twaalf broers veranderd in twaalf raven, vlogen over ‚t bos en ‚t hutje met het tuintje was ook verdwenen. Daar was het arme meisje alleen in het grote bos, en toen ze omkeek, zag ze een oude vrouw staan die sprak: „Maar kind, wat heb je gedaan? Waarom heb je die twaalf witte lelies niet laten staan? Dat waren immers je broers, en nu zijn ze voorgoed in raven veranderd.“ Het meisje schreide en zei: „Is er dan geen enkel middel om ze van die betovering te verlossen?“ – „Neen,“ zei de oude vrouw, „er is geen enkel middel op de wereld, behalve één, maar dat is zo moeilijk, dat kan jij toch niet. Je zou zeven jaar stom moeten blijven, je mag niet spreken en niet lachen, en als je een enkel woordje zou spreken, of er ontbrak een enkel uur aan die zeven jaren, dan is alles vergeefs, en je broers moeten toch sterven om dat ene, enkele woord.“

Het meisje zei bij zichzelf: „Ik weet zeker dat ik mijn broers verlossen zal.“

De twaalf broers Sprookje

Ze ging een hoge boom uitzoeken, daar ging ze in en begon te spinnen; en ze sprak geen woord en ze lachte niet.

Nu gebeurde het echter eens dat een koning in het bos ging jagen. Hij had een grote windhond. De hond liep op de boom af, waar ‚t meisje in zat, sprong er omheen, en blafte luid naar boven. De koning kwam langs, hij zag de mooie prinses met de gouden ster op ‚t voorhoofd, en was zo verrukt van haar schoonheid, dat hij haar van de grond af toeriep, of ze zijn gemalin wilde worden. Ze gaf geen antwoord, maar ze knikte eens met haar hoofd. Toen klom hij zelf de boom in, droeg haar naar beneden, zette haar voorop zijn paard en bracht haar bij zich thuis. Daar werd de bruiloft met grote pracht en praal gevierd, alleen, de bruid sprak niet, en lachte niet. Toen ze een paar jaar met elkaar getrouwd waren geweest, begon de moeder van de koning, een boze vrouw, de jonge koningin te belasteren. Ze zei tegen de koning: „Het is een gewoon bedelkind, dat je mee hebt gebracht; wie weet wat voor goddeloze streken ze in ‚t geheim uithaalt. Al is ze nu stom, al kan ze niet spreken, ze zou toch wel eens kunnen lachen; maar wie niet lacht, heeft een slecht geweten.“ Daar wilde de koning eerst geen geloof aan schenken; maar het oude wijf wist zo door te drijven en beschuldigde haar van zoveel lelijks, dat de koning zich eindelijk liet overtuigen en haar ter dood veroordeelde.

Nu werd er op de binnenplaats een groot vuur ontstoken; daar zou ze verbrand worden, en de koning stond boven voor een venster en keek met tranen in de ogen toe, omdat hij nog altijd van haar hield. Maar, toen ze al aan de paal gebonden was en het vuur met rode tongen aan haar kleren likte, toen op dat ogenblik was het laatste uur van de zeven jaar voorbij. In de lucht klonk een gesuis, twaalf raven kwamen aangevlogen en zwenkten omlaag, en toen ze de aarde aanraakten, stonden daar de twaalf broers, die zij uit hun betovering had verlost. Ze trokken het vuur uit elkaar, blusten de vlammen, maakten hun lieve zuster los en kusten haar. Nu echter, nu zij de mond mocht opendoen en weer mocht spreken, nu vertelde ze de koning, waarom ze stom was geweest en nooit had mogen lachen. De koning was gelukkig dat zij onschuldig bleek, en zo leefden zij allen verder tezamen in vrede tot haar dood. De boze stiefmoeder kreeg haar gerechte straf; zij werd in een vat geslagen, dat met kokende olie en giftige slangen was gevuld, en zo stierf zij.

LanguagesLearn languages. Double-tap on a word.Learn languages in context with Childstories.org and Deepl.com.

Achtergronden

Interpretaties

Tekstanalyse

„De Twaalf Broers“ is een fascinerend sprookje van de Gebroeders Grimm dat diep duikt in thema’s zoals familiebanden, opoffering en vergiffenis. Zoals veel sprookjes van de Grimm is ook dit verhaal een mix van duistere en hoopvolle elementen, waarbij de liefde en vastberadenheid van de protagonisten uiteindelijk leiden tot een goede afloop.

De grimmige opzet van het verhaal – namelijk dat de twaalf broers moeten sterven als het dertiende kind een meisje is – roept vragen op over de verlangens en beslissingen van machthebbers, in dit geval de koning. Dit thema is niet ongewoon in sprookjes, waar vaak offers gevraagd worden om een grotere belofte of profetie te vervullen.

De rol van de koningin en haar jongste zoon, Benjamin, toont een liefdevol gezin dat gedwongen wordt tot drastische maatregelen ter bescherming van elkaar. De broers, die diep het bos in vluchten, lijken symbolisch voor het verlies van de verbinding met hun oorspronkelijke gezin en status, terwijl zij in isolatie een nieuw leven opbouwen.

Een centraal thema is de vastberadenheid van de jongste zuster. Haar zoektocht naar haar broers en haar uiteindelijke inspanning om hun betovering te verbreken, tonen de kracht van familieliefde en zelfopoffering. Haar langdurige stilte en het niet kunnen lachen onderstrepen de zwaarte van de belofte die ze maakt, en hoe moeilijk en eenzaam deze taak moet zijn geweest.

De transformatie van de broers in raven door een onbedoelde actie van hun zus onderstreept vaak voorkomende sprookjeselementen van magie en transformatie, terwijl de uiteindelijke bevrijding toont dat oprecht en vasthouding vaak leidt tot de bevrijding van geliefden.

De belastering door de moeder van de koning introduceert een kwaadaardige kracht die de vrede probeert te verstoren, een typisch element in sprookjes, waar vaak een kwaad personage liegt en misleidt. Uiteindelijk wordt ook zij gestraft, een les in rechtvaardigheid die vaak in sprookjes terugkomt.

In de kern vertelt „De Twaalf Broers“ het verhaal van onverwoestbare familiale liefde en de kracht van een individueel offer – waarden die aanzetten tot reflectie over onze eigen opofferingen en wat we bereid zijn te doen voor degenen die we liefhebben.

„De twaalf broers“ is een sprookje van de Gebroeders Grimm dat verschillende thema’s en mogelijkheden voor interpretatie biedt. Hier zijn enkele van de verschillende manieren waarop het verhaal geïnterpreteerd kan worden:

Familiale Liefde en Loyaliteit: Het verhaal legt de nadruk op de sterke band tussen broers en zussen. De dappere acties van de zus om haar broers te redden, ondanks het gevaar en de opoffering die ermee gepaard gaan, tonen de bereidheid om alles voor familie te doen. Familiebanden overstijgen zelfs de uitdagingen van betovering en stille lijden.

Opoffering en Doorzettingsvermogen: De zus is bereid om zeven jaar geheimhouding en stilte te doorstaan om haar broers te redden. Haar vastberadenheid en geduld worden beloond wanneer haar broers worden bevrijd. Dit kan worden gezien als een metafoor voor de kracht van doorzettingsvermogen en persoonlijke opoffering voor een groter goed.

Genderrollen en Macht: Er is een duidelijke tegenstrijdigheid in hoe genders worden behandeld. In het begin van het verhaal worden de jongens veroordeeld wegens het voorrecht van een potentiële vrouwelijke troonopvolger. Later, wordt het meisje veroordeeld vanwege vooroordelen en beschuldigingen. De dynamiek in het verhaal kan worden onderzocht in termen van macht en de rol die gender speelt in traditionele (en soms onrechtvaardige) sociale structuren.

Transformatie en Groei: De transformatie van de broers van mensen in raven en weer terug, kan worden gezien als een symbool van groei en verandering. Hun ommekeer is vervlochten met de persoonlijke reis van hun zus, die leert over zichzelf en haar eigen kracht.

Het Overwinnen van Ongerechtigheid: Het verhaal deelt een thema van gerechtigheid, gezien in de lotgevallen van de kwaadaardige koningin-moeder en inzake de bewaring van de onschuld van de jonge koningin. Sprookjes worden vaak gebruikt om morele lessen te onderwijzen, en hier zien we een beloning voor goed gedrag en een afstraffing voor kwaad.

Het Belang van Hoop en Geloof: Ondanks de vele gevaren en de uitzichtloosheid van haar situatie, blijft de zus geloven dat ze haar broers kan bevrijden. Dit blindelings optimisme is een teken van hoop en vertrouwen in het goede einde waarmee veel sprookjes bekroond worden.

Elke interpretatie benadrukt verschillende belangrijke lessen en inzichten, en het sprookje blijft een krachtige manier om over deze universele thema’s na te denken.

Het sprookje „De twaalf broers“ van de Gebroeders Grimm biedt een rijke basis voor linguïstische analyse, aangezien het barst van de klassieke narratieve, lexicale en syntactische elementen die kenmerkend zijn voor volksverhalen. Hieronder analyseren we enkele belangrijke linguïstische aspecten:

Narratieve Structuur

Opening en Afsluiting: Zoals veel sprookjes begint het verhaal met „Er waren eens. . . “ en eindigt het in harmonie met „. . . leefden zij allen verder tezamen in vrede tot haar dood. “ Dit klassieke format schept een herkenbaar kader voor de lezer.

Herhaling: Het gebruik van herhaling versterkt de gebeurtenissen, zoals de herhaaldelijke telling van „twaalf broers“ en „zeven jaar. “ Deze herhalingen dragen bij aan de magie en structuur van het verhaal.

Drievuldigheid: Klassieke sprookjes bevatten vaak elementen die in drievoud voorkomen (hoewel in dit verhaal minder expliciet), zoals de drie taken die vaak noodzakelijk zijn om een vloek te verbreken.

Lexicale Analyse

Archaïsche Woorden en Zinsbouw: De tekst bevat ouderwetse woorden en zinsconstructies, zoals „doodkisten,“ „toren van ‚t kasteel,“ en „stervens,“ wat typische kenmerken zijn van sprookjes en oudere literatuur.

Symboliek: Dieren en kleuren spelen een symbolische rol. De raven symboliseren vervloeking en transformatie. De kleur rood wordt geassocieerd met gevaar, zoals de „rode bloedvaan. “

Namen: Namen als Benjamin en het gebruik van termen zoals „moederlief“ en „zusterlief“ creëren een intiemere sfeer en versterken de band tussen personages.

Syntactische Structuur

Gebruik van Dialoog: De dialoog is eenvoudig, direct en draait vaak om beloftes of opdrachten („Beloven jullie me eerst. . . ?“). Dit rechttoe rechtaan taalgebruik sluit aan bij de mondelinge traditie van sprookjes vertellen.

Lange Zinnen en Opsommingen: De tekst bevat lange zinnen waarin gebeurtenissen worden opgesomd. Dit is kenmerkend voor de verhalende stijl van sprookjes, waar gedetailleerde beschrijvingen minder belangrijk zijn dan de voortgang van het verhaal.

Het gebruik van verbindingswoorden: Woorden zoals „toen,“ „nu,“ en „maar“ worden veelvuldig gebruikt om de verduidelijking van tijd en tegenstelling in het verhaal te structureren.

Thematische Analyse

Machtsstructuren en Genderrollen: Het verhaal biedt commentaar op traditionele genderrollen en macht. De koning beslist over leven en dood op basis van geslacht, terwijl de prinses zich opoffert om haar broers te redden.

Goed versus Kwaad: Zoals in veel sprookjes, vindt er een duidelijke strijd plaats tussen goed (de prinses en haar broers) en kwaad (de boze stiefmoeder en aanvankelijk de koning). De uiteindelijke gerechtigheid bevestigt de morele les.

Deze linguïstische elementen bijdragen aan de betoverende wereld van sprookjes, stellen lezers in staat om betekenis en les te halen uit de interactie van woorden en thema’s. Het sprookje „De twaalf broers“ blijft zo boeien door zijn rijke verhaalstructuur en diepgewortelde morele boodschappen.


Informatie voor wetenschappelijke analyse

Kengeta
Waarde
AantalKHM 9
Aarne-Thompson-Uther-IndexATU Typ 451
VertalingenDE, EN, DA, ES, FR, PT, FI, HU, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH
Leesbaarheidsindex door Björnsson34.5
Flesch-Reading-Ease Index67.7
Flesch–Kincaid Grade-Level8.8
Gunning Fog Index10.5
Coleman–Liau Index9.2
SMOG Index9.8
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex8.7
Aantal karakters10.292
Aantal letters7.982
Aantal zinnen93
Aantal woorden1.882
Gemiddeld aantal woorden per zin20,24
Woorden met meer dan 6 letters269
Percentage lange woorden14.3%
Totaal lettergrepen2.638
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord1,40
Woorden met drie lettergrepen123
Percentage woorden met drie lettergrepen6.5%
Vragen, opmerkingen of ervaringsverslagen?

Privacyverklaring.

De beste Sprookjes

Copyright © 2025 -   Over ons | Privacyverklaring |Alle rechten voorbehouden Aangedreven door childstories.org

Keine Internetverbindung


Sie sind nicht mit dem Internet verbunden. Bitte überprüfen Sie Ihre Netzwerkverbindung.


Versuchen Sie Folgendes:


  • 1. Prüfen Sie Ihr Netzwerkkabel, ihren Router oder Ihr Smartphone

  • 2. Aktivieren Sie ihre Mobile Daten -oder WLAN-Verbindung erneut

  • 3. Prüfen Sie das Signal an Ihrem Standort

  • 4. Führen Sie eine Netzwerkdiagnose durch