Leestijd voor kinderen: 6 min
Eens op een keer gingen het hennetje en het haantje naar de notenberg, en ze spraken af, wie een noot vond, moest die met de ander delen. Nu vond het hennetje een grote, dikke noot, maar ze zei er niks van en wilde die alleen opeten. Maar de noot was zo dik, dat ze die niet door kon slikken en zij in haar hals bleef steken, en ze werd bang dat ze zou stikken. Toen riep het hennetje: „Haantje, ik smeek je, loop wat je lopen kunt en haal wat water, want anders stik ik!“
En het haantje liep wat het lopen kon, naar de bron toe en zei: „Bron, wil je water geven, hennetje ligt op de notenberg, heeft een grote noot opgeslokt en zal nog stikken.“ De bron antwoordde: „Loop eerst naar de bruid en laat je rode zijde geven.“
Het haantje liep naar de bruid: „Bruid, je moet rode zijde geven, rode zijde moet ik aan de bron geven, de bron moet me water geven, ‚t water moet ik ‚t hennetje geven, hennetje ligt op de notenberg, heeft een grote noot opgeslokt en zal nog stikken!“ De bruid antwoordde: „Ga me eerst mijn kransje halen, dat bleef aan de wilg hangen.“
Toen liep het haantje naar de wilg en trok het kransje van de tak en bracht het aan de bruid, en de bruid gaf hem rode zijde, en die bracht hij aan de bron, en de bron gaf water.
Toen bracht het haantje ‚t water naar het hennetje, maar toen hij bij haar aankwam, was het hennetje al gestikt en lag dood en bewoog niet meer. Toen werd het haantje zo treurig, dat het luid ging huilen, en toen kwamen alle dieren er aan en weeklaagden over het hennetje, en zes muizen bouwden een wagentje om het hennetje daarin naar ‚t graf te brengen, en toen de wagen klaar was, spanden ze zich ervoor, en het haantje ging op de bok. Maar onderweg kwam de vos: „Waar wil je heen, haantje?“ – „Ik wil mijn hennetje begraven!“ – „Mag ik mee?“
„Ja, maar achter op de wagen,
Vóór kunnen de paardjes je niet dragen.“
En toen ging de vos er achterop zitten, en dan de wolf, en dan de beer, en dan het hert, en de leeuw en alle dieren van het hele bos. Zo ging de rit voort, en toen kwamen ze bij een beek. „Hoe moeten we nu over?“ zei het haantje.
Daar lag een strootje bij de beek, en het zei: „Ik zal er wel dwars over gaan liggen, dan kun je over me heen rijden.“ Maar toen de zes muizen op de brug kwamen, gleed de strohalm uit en ‚t water in, en de zes muizen vielen er allemaal in en verdronken. Toen was goede raad weer duur, maar toen kwam er een kooltje vuur en dat zei: „Ik ben groot genoeg, ik zal er overheen gaan liggen en dan kun je over mij heen rijden.“
Het kooltje vuur legde zich ook over het water, maar ze raakte het helaas even aan, en toen siste het, ging uit, en was dood. Toen zag een steen dat, hij had medelijden, wilde het haantje helpen en ging over het water liggen. Nu trok het haantje zelf de wagen, maar toen hij hem al gauw aan de overkant had, en hij met ‚t dode hennetje al op ‚t land was en de anderen, die achterop zaten ook wou optrekken, toen waren er dat te veel geworden, en de wagen rolde terug, en alles tuimelde over elkaar heen het water in en verdronken.
Nu was het haantje nog maar alleen met de dode hennetje, en hij groef haar een grafje en legde haar erin en hij wierp er een grafheuvel over heen, en daar ging hij op zitten en treurde zo lang, tot hij ook stierf; en toen was alles dood!

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
„De dood van het hennetje“ is een sprookje van de Gebroeders Grimm dat een treurig en somber verhaal vertelt over verlies en de gevolgen van hebzucht. Het verhaal begint met een ogenschijnlijk eenvoudige afspraak tussen het hennetje en het haantje om samen noten te delen. Wanneer het hennetje echter een grote noot vindt en deze voor zichzelf houdt, krijgt ze spijt wanneer de noot vast komt te zitten in haar keel. Het haantje haast zich om hulp te zoeken, maar stuit daarbij op verschillende obstakels en voorwaarden die tijd kosten. Voordat hij terugkeert met water om het hennetje te redden, is het al te laat, en hen blijft slechts verdriet.
De verwoede poging van het haantje om hulp te verkrijgen weerspiegelt de vaak complexe en soms zinloze inspanningen die we leveren in noodsituaties wanneer de tijd beperkt is. Ondanks dat andere bosdieren zich bij het haantje voegen in zijn verdriet en helpen met de begrafenisvoorbereidingen, eindigt het verhaal met een zinloze tragedie: de dieren die erbij betrokken zijn, verdrinken uiteindelijk ook, waardoor alleen het haantje met zijn verdriet overblijft. Uiteindelijk sterft hij eveneens van verdriet naast het graf van zijn metgezel.
Dit sprookje is een krachtige, zij het sombere, les over de realiteit van verdriet en de mogelijke gevolgen van zelfzuchtige beslissingen. Op symbolische wijze worden thema’s van saamhorigheid, verlies en de beweging van leven naar dood verkend. Het verhaal eindigt met een reflectie op de vergankelijkheid van het leven en de melancholie die met verlies gepaard gaat.
„De dood van het hennetje“ van de Gebroeders Grimm is een donker sprookje dat verschillende interpretatiemogelijkheden biedt, afhankelijk van hoe je de symboliek en de gebeurtenissen benadert.
Hier zijn enkele mogelijke interpretaties:
Avaritia en Consequenties: Een centrale moraal van het verhaal kan de gevaren van hebzucht en egoïsme zijn. Het hennetje dat de noot niet deelt met het haantje, ondanks hun afspraak, leidt uiteindelijk tot haar noodlottige verstikking. Deze interpretatie kan dienen als een les over samenwerking en het belang van delen.
Triestheid van het Leven en Onvermijdelijkheid van de Dood: Het verhaal heeft een melancholische toon die de onvermijdelijkheid van de dood en het verlies illustreert. Het haantje en andere dieren worden allemaal geconfronteerd met de dood van het hennetje, en ondanks hun pogingen om te helpen, zijn ze machteloos tegen het lot. Dit kan worden gezien als een reflectie op de beperkte controle die we hebben over leven en dood.
Krachten van de Natuur en Samenwerkende Gemeenschap: De interacties tussen de dieren en elementen zoals de bron, strootje, en kooltje vuur benadrukken interdependentie in de natuur. Iedereen probeert te helpen in zijn eigen capaciteit. Dit kan worden geïnterpreteerd als een commentaar op de gemeenschapsgevoel en de manier waarop de natuur ons kan bijstaan, maar ook hoe kwetsbaar en onvoorspelbaar deze hulp kan zijn.
Absurditeit en Zwart Komisch Element: Het feit dat de keten van gebeurtenissen leidt tot een complete ramp waarin bijna alle personages het niet overleven, heeft een zekere mate van absurdisme. Het spiegelende van het leven met zijn onverwachte en zinloze verliezen kan worden gezien als een zwart komisch element dat typisch is in sommige van de grimmiger sprookjes van de Gebroeders Grimm.
Symboliek van Opoffering en Loyaliteit: Het haantje’s poging om het hennetje te redden, zelfs nadat zij egoïstisch was, en zijn volharding ondanks alle tegenslagen, kan worden gezien als een teken van diepe loyaliteit en opoffering. Het werpt vragen op over wat men bereid is te doen voor degenen die ze liefhebben, ondanks hun tekortkomingen.
Deze verschillende interpretaties tonen aan hoe rijk en veelzijdig de verhalen van de Gebroeders Grimm kunnen zijn, met lagen van betekenis die variëren naargelang de perspectief van de lezer.
De linguïstische analyse van het sprookje „De dood van het hennetje“ van de Gebroeders Grimm biedt een fascinerende blik op de structuur, woordkeuze en onderliggende betekenis van het verhaal. Dit sprookje, zoals vele andere in de Grimm-collectie, gebruikt taal om zowel moralistische lessen te delen als om cultureel specifieke waarden en normen te weerspiegelen.
Structuur en stijl
Narratieve structuur: Het verhaal volgt een klassieke sprookjesstructuur waarbij een reeks van gebeurtenissen leidt tot een climax en een afsluiting. Het begint met een eenvoudige setting en ontwikkelt zich tot een complexe reeks van belemmeringen die overwonnen moeten worden.
Herhaling: Herhaling speelt een belangrijke rol in het verhaal. De herhaling van de zinnen wanneer het haantje andere figuren om hulp vraagt, versterkt de urgentie en spanning van de situatie. Dit is een veelvoorkomend stijlmiddel in sprookjes, dat helpt om de handeling te onthouden en de luisteraar te boeien.
Dialoog: Een groot deel van het verhaal is opgebouwd uit dialoog. De dialogen zijn kort, krachtig en to-the-point, wat een gevoel van urgentie en eenvoud geeft, dat kenmerkend is voor mondeling overgeleverde verhalen.
Taalgebruik
Archaïsche elementen: Bepaalde woorden en zinsconstructies kunnen als ouderwets worden opgevat, wat wijst op de historische context waarin de verhalen zijn opgetekend. Dit draagt bij aan de authentieke sfeer van het sprookje.
Personificatie: Dieren en objecten worden gepersonifieerd, wat typisch is voor sprookjes. Het haantje, hennetje, en andere dieren praten en handelen alsof ze menselijke eigenschappen hebben. Deze personificatie maakt het verhaal levendiger en stelt het publiek in staat om zich met de personages te identificeren.
Thematica en symboliek
Moraal en les: Een centrale moraal in dit verhaal is de bestraffing van hebzucht en het belang van het delen. Het hennetje vindt een noot en kiest ervoor die niet te delen, wat uiteindelijk tot haar dood leidt.
Tragisch eind: Het verhaal heeft een tragisch eind, wat niet ongebruikelijk is voor Grimm-sprookjes. Deze afloop benadrukt de onvoorspelbare en soms harde werkelijkheid van het leven.
Noten: Kunnen symbool staan voor overvloed en kennis maar ook voor de gevaren van hebzucht.
Water en Brug: Het oversteken van water is vaak symbolisch voor een overgang of transformatie, hoewel hier de transformatie destructief blijkt te zijn.
Dood en Treuren: De dood van de hennetje en de daaropvolgende rouw van het haantje brengen thema’s van verlies, verdriet en vergankelijkheid naar voren.
Conclusie
Dit sprookje biedt een rijkdom aan linguïstische elementen en thematische diepgang, gebruikmakend van eenvoudige taal en structuur om complexe ideeën over menselijke natuur en moraliteit over te brengen. De combinatie van herhaling, personificatie, en symboliek zijn kenmerkend voor de tijdloze aantrekkingskracht van de Grimm-sprookjes.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 80 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 2021 |
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, PT, FI, HU, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 35.5 |
Flesch-Reading-Ease Index | 70.7 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 9.5 |
Gunning Fog Index | 12.3 |
Coleman–Liau Index | 7.1 |
SMOG Index | 10.2 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 9.3 |
Aantal karakters | 3.297 |
Aantal letters | 2.503 |
Aantal zinnen | 26 |
Aantal woorden | 643 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 24,73 |
Woorden met meer dan 6 letters | 69 |
Percentage lange woorden | 10.7% |
Totaal lettergrepen | 844 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,31 |
Woorden met drie lettergrepen | 38 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 5.9% |